The Routes of Slavery - Jordi Savall


Spotify afspeellijst

"Slavery is the most monstrous of all the man-made institutions created throughout history"
Jordi Savall


Jordi Savall, de beroemdste viola da gamba-speler ter wereld, kant zich tegen de slavernij. Want zolang er geen vrede heerst in het huishouden van de wereld, zo lang mensen in slavernij leven en zo lang er racisme heerst in deze wereld, zal hij zijn publiek blijven prikkelen om zijn pacifistische boodschap te aanhoren.

In zijn album "The Routes of Slavery" drukt Jordi Savall ons met de neus op het barre feit dat Europa in de eeuwen tussen 1444 en 1888 onnoemelijk veel mensen wegrukte uit hun omgeving om ze onder wrede omstandigheden te transporteren en te verhandelen in verre oorden. Deze mensen verloren have en goed maar vooral ook hun dierbaren. En het enige wat voor hen overbleef was hun muziek. Muziek bracht hoop, zo noteert Savall.

Slavernij in de oudheid

Slavernij was reeds in de oudheid een belangrijk onderdeel van het economische systeem. Toch kan je de slavernij van toen niet vergelijken met de moderne betekenis van het woord: ondanks de vrijheidsberoving werden slaven meestal relatief goed behandeld en vaak maakten zij zelfs deel uit van het gezin van hun meester.

In het oude Griekenland was slavernij heel zeldzaam tot ongeveer 500 VC. Het stelsel van de democratie in Athene noopte tot de uitbuiting van slaven om het werk gedaan te krijgen. Toch kenden ook die slaven een relatief goed bestaan en werd onmenselijke behandeling niet getolereerd. Slaven speelden soms zelfs een geheel onverwachte rol. Zo stonden in Athene de Scyntische (Iraanse) slaven zelfs in voor de ordehandhaving.

In zijn werk "Politica" stelde Aristoteles de slavernij in vraag. Toch verdeelde hij zelf ook de mensheid in "meesters" en "slaven". Aristoteles doelde daarbij vooral op het onvermogen van vele mensen om controle te houden over de lusten van het lichaam: wie geen controle heeft over zichzelf is slaafs en afhankelijk van een externe autoriteit om te bepalen wat hem of haar te doen staat. Elke vorm van slavernij die voortkomt uit dwang of geweld was uiteraard ook in de ogen van Aristoteles heel erg verwerpelijk.

In het Romeinse rijk was slavernij aanvankelijk een ondergeschikt verschijnsel. Vooral na uitbreidingsoorlogen en door de verovering van de mediterrane wereld nam het aandeel aan slaven aanzienlijk toe. Sommige slaven werden als dieren of als werkinstrument beschouwd, vaak zij die te werk gesteld waren op galeien of in de mijnen.

In de vroege middeleeuwen werden vooral Slavische volkeren tot "slaaf" gemaakt. De kerk had een dubbele moraal: slaaf zijn was volgens de kerk het gevolg van de eigen zondigheid, anderzijds werden slaven door de kerk als mensen beschouwd, dan wel tweederangsburgers.

1944 - Portugal "ontdekt" West-Afrika

Dinis Diaz
In 1444 "ontdekte" de Portugese zeevaarder Dinis Diaz "Kaap Verde", de meest westelijke punt van Afrika in het huidige Senegal. Het huidige Guinée en Senegal werd door de Portugezen "Terra dos Guineus" genoemd.
Om de kosten van de ontdekkingsreizen te dekken ging Diaz, in opdracht van Hendrik de Zeevaarder, zoon van Johan I van Portugal en financierder van zeereizen, als eerste op slavenjacht. De handel in slaven was aanvankelijk nog ondergeschikt aan de handel in goud. De gevangen slaven werden in Portugal ingezet voor huishoudelijke taken. In de zuidelijke havensteden van Portugal maakten deze slaven uiteindelijk tot 15% uit van de totale bevolking. Het slaventransport van de Portugezen was het begin van een omvangrijke handel tussen Europa, Afrika en Amerika.
Rajery
De tragische kroniek van deze eerste slavenvangst in Guinée wordt verteld door Jordy Savall en beroerd door de snaren van de Malinese koraspeler Ballaké Sissoko en de valiha van de eenhandige innovatieve muziektherapeut Rajery. Deze valiha, het nationale instrument van Madagaskar en in klank gelijkend op de kora, is een buisharp gemaakt uit de stam van een volgroeide bamboe. De valiha wordt recht op de schoot gezet en bespeeld door aan de snaren te plukken.

De legendarische Malinese griot en "Gouden stem van Mali" Kassé Mady Diabaté zingt "Djonya"  of "Slavernij",  een aangrijpende en tegelijkertijd adembenemend mooie song uit de Mande traditie.

"La Negrina" is een kerstlied uit 1500 van de Spaanse componist Mateo Flecha "el viejo". Jordi Savall's compositie "La Negrina / Gugurumbé" weerspiegelt de manier waarop de slaven gedwongen werden om deel te nemen aan de Christelijke religie.

Maria Juliana Linhares brengt de donkere zijde van de Braziliaanse geschiedenis in herinnering met het ophitsend weergalmende slavenlied "Vida ao Jongo (Jongo da Serrinha)".

1502 - Eerste slaven in Haïti en de Dominicaanse Republiek

Intussen had Christoffel Colombus als eerste de Atlantische Oceaan over gestoken en was hij in 1492 geland op de Bahama's in het Carraïbisch gebied. Hierna onderhield Europa een blijvend contact met de "Nieuwe Wereld". Op de plantages werd aanvankelijk de inheemse bevolking ingezet om de zware arbeid ten behoeve van de kolonisten te verrichten.
Nicolàs de Ovaldo
In 1502 zeilde de Spaanse gouverneur Nicolàs de Ovando met een vloot van dertig schepen en 2500 kolonisten naar Hispaniola, het huidige Haïti en de Dominicaanse Republiek, waar hij een opstand van de inheemse bevolking bloedig neersloeg. Omdat men meende dat de inboorlingen wel een "ziel" hadden en zich dus tot het Christendom moesten bekeren, liet Ovando met toestemming van de Spaanse koning zwarte slaven importeren. Bij hun aankomst wisten echter enkele van die zwarte slaven te ontsnappen. Zij organiseerden zich in de bergen en voerden op geregelde tijdstippen raids uit op de nederzettingen van de kolonisten. Uit angst dat de weerstand te groot zou worden, vroeg Ovando aan de koning van Spanje om geen nieuwe slaven meer in te voeren. In 1505 bedacht hij zich en vroeg hij opnieuw 15 slaven om in de goudmijnen aan het werk te stellen. De Spaanse koning was zo enthousiast dat hij meteen maar liefst 100 slaven liet verschepen. De inzet van slaven bleek zo efficiënt dat later nog veel meer slaven overgebracht werden.

Na de Portugezen en de Spanjaarden begonnen ook de andere Europese zeemachten handel te drijven in Afrikaanse slaven. De Fransen drongen rond 1530 via de rivieren de Senegal en de Gambia het westelijk deel van Afrika binnen en de Engelsen trokken in het begin van de zeventiende eeuw naar het Caribisch gebied, de Bermuda's en Barbaros.

Kassé-Mady Diabaté
"Tambalagumba" werd in 1657 geschreven door de Spaanse componist Juan Gutiérrez de Padilla. Padilla migreerde in 1620 naar de religieuze hotspot Puebla de Los Angeles in Mexico waar hij een smeltkroes van Latijns-Amerikaanse en Spaanse barokmuziek componeerde.

"Velo que bonito (ou San Antonio)"  is een Colombiaans volkslied, ook gekend als "Bunde de San Antonio". Het is een typisch Afro-Indo-Amerikaans lied, a capella gezongen met begeleiding van een tamboerijn waarin de patroonheilige van de zwarte gemeenschap gehuldigd wordt.

De bescheiden Kassé Mady Diabaté, relatief onbekend in de westerse wereld, wordt in Mali gekoesterd als één van de grootste zangers van het land. "Kasé Mady" is  een afstammeling van een familie van griots wiens naam kan vertaald worden als "Mady die de mensen laat wenen". Kassé Mady Diabaté wekt de oude Malinese tradities terug tot leven in "Manden Mandinkadenou", een muzikaal eerbetoon aan de slachtoffers van de slavernij.

L’amour sincère est rare
Dans la vie l’humiliation est mauvaise
L’amour sincère est rare
Dans la vie il ne faut pas humilier les gens.
Les plaisirs sont passagers

Manden Mandinkadenou - Kassé Mady Diabaté

1619 - Slaven worden verscheept naar Amerika

In het jaar 1619 enteren twee schepen onder Nederlandse vlag, "The White Lion" en de "Treasurer", een Portugese boot met een lading slaven uit Angola. De gevangen slaven worden vervolgens verscheept naar Jamestown in Virginia, in het noorden van Amerika. Jamestown is op dat ogenblik een Engelse nederzetting en het centrum van de toekomstige tabaksteelt. Op 20 augustus 1619 lost The White Lion zijn menselijke lading in ruil voor voedsel. Deze koehandel met mensen is het begin van een extreem pijnlijke geschiedenis met tot op heden veel beproevingen voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap.

In de zeventiende eeuw speelde Nederland met de West-Indische Compagnie een heel belangrijke rol in de slavenhandel. Ondanks het feit dat de Zuidelijke Nederlanden geen zeemacht waren, werkten ook reders uit Brugge, Antwerpen en Oostende werkten mee aan het slaventransport. In totaal werden 10 tot 11 miljoen slaven verhandeld vanaf de West-Afrikaanse kust. Vooral het Fort Saint George in Elmina (Ghana) speelde daarbij een belangrijke rol.
Bakary Sangaré beschrijft hoe de zwarte slaven ontmenselijkt worden ten aanzien van hun blanke meesters. Het systematisch ontmenselijken van het zwarte ras, het behandelen van de zwarten als dieren, maakte deel uit van de strategie om de slavernij te vergoelijken. Het racisme dat hier deel van uitmaakt, zal tot de dag van deel uitmaken van de verhoudingen tussen blank en zwart.

Maria Juliana Linhares
Wanneer Maria Juliana Linhares het Braziliaanse strijderslied "Canto de Guerreiro (Caboclinho paraibano)" aanheft, klinkt haar warme stem vol emotionele overgave. Met een instrumentale zucht keren we daarna terug naar Mali om de "Kouroukanfouga" in herinnering te brengen, de eerste grondwet van Mali die de verschillende Mandinka-clans verenigde. Volgens de overleving verteld door de griots, werd de Kourounkan-fouga in 1235 opgesteld door de toenmalige keizer Sondjata Kèta.

Op 60-jarige leeftijd trok de handige Richard Ligon in 1647 voor tien jaar naar het eiland Barbaros om er als landeigenaar aan de kost te komen. Als slachtoffer van een woelige tijd in Engeland was hij er al zijn bezit kwijt geraakt en voelde hij zich een vremde in eigen land.
Bij zijn terugkeer in 1657 noteert de aandachtige Britse auteur als een volleerde antropoloog zijn ervaringen over het leven van de slaven op de suikerplantages in één van de eerste verhandelingen uit de geschiedenis. Ligon had ook een brede muzikale interesse en besteedde in zijn essay veel aandacht aan de uitwisseling van cultuur en muziek tussen de Europese landeigenaars en de Afrikaanse slaven. Hij was daarbij sterk geïntrigeerd door de polyritmiek in de Afrikaanse muziek:

... the drum all men know, has but one tone; and therefore varietie of tunes have little to doe in this musick; and yet so strangely they varie their time, as ‘tis a pleasure to the most curious eares….

Het oude Mexicaanse lied "Son de la Tirana: Mariquita Maria" waarschuwt dat ramen die uitgeven op de straat, gevaarlijk zijn voor een vader met bloedmooie dochters. Het vijfstemmige "Antonya, Flaciquia, Gasipà (Negro à 5)" is een "villancico"; een lied waarvan de tekst verwijst naar kerstmis. Voor de compositie liet Filipe Da Madre De Deus, componist aan het hof van Filips IV van Spanje, zich overduidelijk beïnvloeden door de "negro"-muziek.
Sommige villancico's hadden tot doel de pas bekeerden vertrouwd te maken met de verhalen van het katholieke geloof. In de "Negro's" werd daarbij gebruik gemaakt van Afrikaanse ritmes terwijl men het dialect van de zwarten op kinderlijke wijze imiteerde om hen als ongeschoold af te schilderen. Zo kwam men tot betekenisloze lettergrepen of onomatopeeën. De villancico's waren in de zeventiende eeuw erg populair in Spanje en in de Spaanse koloniën, hun populariteit weerspiegelt de belangrijke invloed van de Afrikaanse cultuur op de westerse muziek. Naar huidige normen zijn veel van deze stilistische clichés ronduit racistisch.
De tekst van "Antonya, Flaciquia, Gasipà" verhaalt over twee personages die met een kater ontwaken na langdurig drinken en dansen. Toch willen ze op tijd in Bethlehem te geraken om Jezus te aanbidden. Eén van hen klaagt daarbij voortdurend van hoofdpijn.

1662 - Legaliseren en institutionaliseren van de slavernij

In 1661 werd door de Britse heerschappij op het eiland Barbados de "Barbados Slave Code" goedgekeurd. Barbados was op dat ogenblik een hotspot in de lucratieve suikerindustrie en één van de rijkste plekken in de "Nieuwe Wereld". Om de stijgende productie de baas te kunnen, was er een prangende nood aan goedkope werkkrachten.

De "slave code" droeg de hypocriete titel "An Act for the Better Ordering and Governing of Negroes" en werd opgesteld onder het mom de slaven én de slaveneigenaars te beschermen. De tekst bepaalde inderdaad dat de bezitter van slaven jaarlijks moest voorzien in kleding voor de slaaf, anderzijds werden er in het geheel geen verplichtingen vastgelegd rond huisvesting, voeding of arbeidsvoorwaarden. Meer nog stipuleerde de code dat de slaveneigenaar het recht had te beschikken over zijn slaven zoals hij dat zelf voorzag en liet hem toe om slaven te mishandelen en zelfs levend verbranden zonder juridische gevolgen. Een slaaf was slaaf voor het leven en ook de afstammelingen van slaven werden automatisch slaaf.

Slaven waren van groot economisch belang voor de blanken. Er stonden dan ook zware straffen op weglopen, en elke slaveneigenaar was verplicht de vertrekken van zijn slaven op regelmatige basis te doorzoeken op zoek naar weggelopen slaven. Slaven mochten uitsluitend geweld gebruikten om loyaal hun meester te beschermen. Werd een zwarte door een blanke gedood, dan moest de dader enkel een financiële boete betalen aan de eigenaar van de slaaf.

In de code werd de term "negro" gelijkgesteld aan het begrip slaaf, terwijl er expliciete uitzonderingen gemaakt werden voor de (blanke) Ierse landarbeiders die wel over hun vrijheid mochten beschikken.
De "Barbaros Slave Code" vormde de legalisering en institutionalisering van een wantoestand die reeds jaren in de praktijk werd uitgevoerd. De "Slave Code" werd nadien ook gebruikt basis voor andere wetteksten in de Britse kolonies.

In "Sinanon Saran (Chant de griot)" brengt Kassé-Mady Diabaté hulde aan de djeli of griots die de Afrikaanse traditie bewaren en voort vertellen.
Ook de Franse koning Lodewijk XIV regelde de omgang met zwarte slaven in een decreet met de naam "Code Noir". De tekst werd opgesteld door de Franse politicus Jean-Baptiste Colbert en bleef van kracht tot in 1848. Opvallend in de code was de daarnaast dat alle Joden, als vijanden van het Christendom, de koloniën moesten verlaten.

"Les Indios: Fuera, fuera! Háganles lugar" is een polyfonische villancico uit 1718 waarin een groep indianen op weg naar Bethlehem de toelating vraagt aan een groep Spanjaarden om het kind Jezus te groeten. De toestemming wordt verleend en in een amalgaam van Spaans en Indiaans zingen ze het Indiaanse "Quechua". Maria Juliana Linhares brengt "Sai da casa  (Ciranda)" op het ritme van een traditionele dans voor kinderen in Brazilië.
Paradoxaal genoeg was het net tijdens de ‘Verlichting’ (1685-1777) dat de handel in zwarte slaven een hoogtepunt bereikte. Zijn rede en kwaad onlosmakelijk met elkaar verbonden?
Charles de Montesquieu (1689 - 1755), grondlegger van de sociologie, was een vooraanstaande Franse filosoof, schrijver en magtistraat uit de periode van de verlichting. Hij was ook een man die veel reisde. Montesquieu keerde zich tegen de slavernij en zocht naar manieren om de vrijheid van het volk te vergroten. In zijn satirische briefroman "Les Lettres Persanes" uit 1721 schrijft hij:

"Les peuples d’Europe ayant exterminé ceux de l’Amérique, ils ont dû mettre en esclavage ceux de l’Afrique, pour s’en servir à défricher tant de terre. Le sucre serait trop cher, si l’on ne faisait
travailler la plante qui le produit par des esclaves."

Driss El Maloumi komt uit Marokko, Rajery is afkomstig uit Madagascar, Ballaké Sissoko stamt af uit Mali. Drie grootmeesters onder de noemer 3Ma, drie virtuozen bespelen een traditioneel snaarinstrument, drie artiesten met een geest die open staat voor de wereld. In "Véro" zingen de oud, de valiha en de kora samen hun woordenloos transafrikaans lied over een warm en vredevol werelds universum. Aan de andere kant van de oceaan weerklinkt vanuit Colombia de traditionele "El Torbellino" als een lokroep om mee te dansen.

Ballaké Sissoko, Driss El Maloumi, Rajery

"Gulumbé: Los coflades de la estleya" is een "villancico" van Juan de Araujo, een Spaanse componist die in 1670 benoemd werd tot "Maestro di Capella" van de kathedraal van Lima in Peru. In zijn lied zingen zwarten over de geboorte van de Heer. Het "Broederschap van de ster" of "Los conflades de la estleya" laat zich leiden door de ster van Bethlehem. Op hun tocht vereren ze de drie wijzen, in het bijzonder hun "neef Gaspar".

In de Bijbel staat nergens een vermelding van de namen van de drie wijzen, maar tegen de middeleeuwen werden ze door de christenen "Melchior", "Balthasar" en "Gaspar" genoemd. Gaspar werd ook steeds als een zwarte afgebeeld. Volgens de tekst van de villancico waren de drie wijzen bovendien afkomstig uit Angola. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Gaspar door de Afro-Afrikanen in hun geloofsbelijdenis als "neef" wordt aangesproken.

Achttiende eeuw: verzet tegen de slavernij

Belinda Sutton
Belinda werd op twaalfjarige leeftijd samen met haar ouders tijdens een rituele plechtigheid aan de oevers van de Volta in West-Afrika door blanken overmeesterd. Tot op haar stefbed zal ze de gezichten van haar kidnappers in nachtmerries weerzien. Belinda werd verscheept naar Amerika waar ze verkocht werd aan een zekere Isaac Royall. Royall, eigenaar van maar liefst twee dozijn slaven, werd de meester die ook Belinda gedurende haar verdere leven zal uitbuiten.
Vele decennia later, tijdens de Amerikaanse burgeroorlog in 1775 , vlucht Isaac Royall naar Engeland. Hij laat daarbij al zijn bezittingen, zijn bedrijf en zijn slaven achter. Belinda, nu zeventig jaar, wordt aan haar lot over gelaten.
In een emotioneel schrijven vraagt ze eerherstel aan het Congres van Massachusetts. Ze haalt haar gelijk en in 1783 ontvangt ze een leefloon.

Vanaf de achttiende eeuw nam het verzet tegen slavernij toe. In 1794 werd de slavernij afgeschaft door de Franse revolutionairen, maar acht jaar later liet men slavernij weer toe. Na de Napoleontische oorlogen (1803 - 1815) werd de slavenhandel verboden, desondanks bleef de slavernij zelfs in Nederland nog bestaan tot in 1863. Regeringen poogden om voormalige slaveneigenaars te compenseren - met uitzondering van de Verenigde Staten waar zelfs na de afschaffing van de slavernij, gedwongen arbeid bleef bestaan.

Na het ontroerende "Sanjin" van Kassé-Mady Diabaté steken we vanuit Mali opnieuw de oceaan over om aan te meren in Veracruz in de Golf van Mexico. Zo'n vijfhonderd jaar geleden vloeiden daar drie muzikale culturen in elkaar over: de inheemse, de Spaanse en de Afrikaanse. Het resultaat was een energieke mix die "son jarocho" gedoopt werd. Om een son jarocho zoals "La Iguana" te brengen, heb je nood aan en "jarana", een achtsnarige gitaar. De kleinste jarana wordt "Mosquito" genoemd. De meest gekende son jarocho is "La Bamba", het volksliedje waarmee Ritchie Valens in 1958 een brug bouwde tussen de son jaricho en de rock 'n roll.

1948: Abolitionisme

Het wereldwijde verbod op slavernij werd opgenomen in de "Internationale Slavernij-Conventie" van 1926. In 1948 stipuleert artikel 4 van de "Universele verklaring van de rechten van de mens" opgesteld door de Verenigde Naties: "No one shall be held in slavery or servitude; slavery and the slave trade shall be prohibited in all their forms".

Tussen 1440 en 1880 werden meer dan 25 miljoen Afrikanen verscheept door Europeanen. En volgens de "Global Slavery Index" gingen in 2016 nog meer dan 40 miljoen mensen gebukt onder de gruwel van de slavernij... 


De "Tonada del Congo: a la mar me llevan" is een Peruviaans slavenlied uit 1660. In tegenstelling tot de villancico die de katholieke boodschap verspreidde, was de "tonado" een eerder seculiere muziekstijl die aan populariteit won in de zeventiende eeuw.
Tijdens de periode van de slavernij in Brazilië werd Congo vaak aanzien als een mystiek land in Afrika, het land van de belofte waar de slaven naar verlangden terug te keren. Die droom wordt gekoesterd in "A la mar me llevan" of "breng me naar de zee". "Bom de Briga" is een "maracatu", een seculiere uiting van dans, zang en kostuums uit de Afro-Braziliaanse cultuur.

Een blijvende strijd tegen racisme

Martin Luther King
In 1963 publiceren de Amerikaanse kranten een brief van Martin Luther King's "Letter from Birmingham Jail", een schrijven waarin de jonge Martin Luther King met overtuiging het geweldloze verzet aanprijst als strijdwapen tegen het racisme. Elke burger heeft immers de morele plicht om zich te verzetten tegen onrechtvaardige wetten. Wachten op de hulp van het rechtsysteem is daarbij geen optie. King was net voordien hardhandig gearresteerd bij een optocht op Goede Vrijdag.
In 1964 duidde Martin Luther King in zijn boek "Why we can't wait" het voorgaande jaar 1963 aan als mijlpaal in de burgerrechtenbeweging en het begin van de "Negro revolution".

Het heldenepos van Sunjata "de leeuwenkoning" was eeuwenlang een schitterend verhaal dat mensen in West-Afrika bij elkaar bracht. Sunjata was de koning die in de dertiende eeuw het rijk van de Mandé stichtte, een rijk dat het huidige Mali en Guinée omvatte. In dat gastvrije koninkrijk was elke afstammeling, man of vrouw, rijk of arm, gelijk aan elkaar.
In het heldendicht versloeg "Dan Wassa Woulanba" samen met zijn broer het kwaad in de gedaante van de onoverwinnelijke buffel van Dô. Dan Wassa Wloulanba hakte de gouden staart af en stak deze in zijn jagerstas. Dan hakte hij de beide hoorns af, de ene was van goud en de andere van geld, en ook die hoorns nam hij mee met zich.

Het album van Jordi Savall sluit af met het dramatische "Guaracha : Ay que me abraso", een song van de zeventiende eeuwse Mexicaanse componist Juan García de Zéspedes.

Bb Bm B