King Biscuit Time

Spotify afspeellijst

Pass the biscuits, ‘cause it’s King Biscuit Time!

KBT_sign

Op 21 november 1941 klonk vanuit radiostation KFFA in Helena voor het eerst de woorden "Pass the buiscuits, 'cause it's King Biscuit Time". Aan de radioknoppen zat "Sunshine" Sonny Payne, de DJ die Sonny Boy Williamson II en Robert Junior Lockwood een duwtje gaf tot de status van eerste mediasterren ooit. King Biscuit Time is intussen het langst lopende radioprogramma aller tijden en nog steeds brengen de radiogolven vanuit KFFA een ode aan de bluesmannen van weleer.

Pass the biscuits, 'cause it's King Biscuit Time!

In de jaren '40 was Helena met zijn 9000 inwoners een kleine versie van bluesstad Chicago; nagenoeg 70% van de inwoners was van Afro-Amerikaanse afkomst. Vanuit Arkansas en de Mississippi Delta trokken zwarten naar het noorden op zoek naar werk en zowel de katoenhaven van Helena als de Chrysler fabriek boden er opportuniteiten.

In november 1941 begon Sam Anderson op de tweede verdieping van de gebouwen van Floyd Truck Lines, aan de aanlegsteiger van de ferry, een radiostation met de naam "KFFA" . Toen de vijftienjarige schoenmaker Sonny Payne vernam dat op de radio ook een tijdslot werd vrijgemaakt voor seksueel geladen, rauwe zwarte muziek, twijfelde hij geen seconde om zich aan te melden als DJ.

51mWrJQTWOL
Al gauw klopten ook twee ambitieuze bluesmuzikanten op de deur: Robert Lockwood had als bluesgitarist reeds enkele opnames gemaakt voor Bluebird in Chicago, Aleck Rice Miller was nog een nobele onbekende.
Rice Miller en Robert Lockwood stapten het radiostation binnen en deden een stoutmoedig voorstel: zij waren bereid om een programma te vullen met hun bluesmuziek, op voorwaarde dat ze daarbij ook mochten aankondigen waar ze 's avonds live te beluisteren waren. De eigenaar ging akkoord met deze slimme martketing-truc en Max Moore van de Interstate Grocery Company werd aangesproken als sponsor. Het bedrijf was de producent van King Biscuit Flour: Sonny Boy en Robert Lockwood werden de "King Biscuit entertainers" en gaven vanaf die dag een gigantische boost aan de populariteit van KFFA.
unnamed
Het programma opende op het middaguur steevast met de woorden van Sonny Payne: "Pass the biscuits, 'cause it's King Biscuit Time". De uitzending liep aanvankelijk gedurende slechts vijftien minuten, maar al gauw kende men een tijdsblok van een half uur toe aan het programma. De sponsor profiteerde mee en zag de verkoopcijfers van de "Sonny Boy Corn Meal" fors stijgen.

Pontiac Blues

Sonny Boy Williamson II en Robert Lockwood Jr. werden dankzij "King Biscuit Time" de eerste mediasterren aller tijden. Al gauw verdienden ze veel geld, vaak een gemiddeld weekloon op één enkele avond. Miller verkwanste zijn geld meestal aan gokken, drank en vrouwen, Robert Lockwood was een spaarder en kocht zichzelf een dure Pontiac. Na hun nachtelijke optredens moesten de heren zich haasten om de laatste ferry over de Mississippi niet te missen. Eén keer raceten ze voorbij een politiewagen, maar de Pontiac van Lockwood was merkelijk sneller dan de politiewagen. De muzikanten bereikten tijdig de ferry en toen de politie arriveerde, vaarde de boot al halverwege de rivier. De politie maande het vaartuig aan om het roer om te gooien, maar de bootsman speelde onder hetzelfde hoedje van de avonturiers en vervolgde zijn koers.

Het stadje Helena groeide uit tot "Little Chicago", een verplichte halte voor elke muzikant op weg naar de grote stad. Niemand minder dan Johnny Shines, Robert Johnson, Howlin' Wolf, Sunnyland Slim, Memphis Slim en Roosevelt Sykes werden er geboren of hielden er halt. De schare bluesmuzikanten luisterde overdag naar de radioshow - soms mochten ze de uitzending zelfs bijwonen - en 's avonds volgden ze Rice Miller naar zijn optreden. Onder hen ook Little Walter en Jimmy Rogers, muzikanten die later de sound van de Muddy Waters elektrische band mee zullen bepalen.

Zwarte en blanke luisteraars

Toen het radiostation KFFA nog niet bestond, werd in Helena voornamelijk blues gespeeld in de zwarte buurt nabij de haven, en in bars met een pooltafel en veel bier. Ook in de buurt van de spoorweg weerklonk er altijd wel bluesmuziek. Dergelijke oorden werden echter niet bezocht door blanken, zij kwamen dus ook niet in contact met de blues. Dankzij KFFA bereikte de muziek van de zwarten niet enkel een hele generatie zwarte landarbeiders in de noordelijke delta van de Mississippi, ook blanken luisterden via de radiogolven naar de blues. Blanke madammen telefoneerden naar het programma om een nummer aan te vragen. Ze wouden wel anoniem blijven: “Als mijn man mijn naam hoort, vermoordt ie me”. Voor hen ging een geheel nieuwe wereld open.


Stomme opname uit 1942, met Robert Lockwood op gitaar en Sonny Boy op mondharmonica

Robert Junior Lockwood (1915 - 2006)

tftuzu-robertlock-master
Robert Junior Lockwood

Billy Boy Arnold Robert Junior Lockwood werd in 1915 geboren op boerderij in Arkansas ten westen van Helena. Op de familieboerderij stond een familie-orgel waarop Lockwood leerde spelen. De ouders van Robert waren gescheiden en op zijn zeventiende had zijn mama een relatie met de fameuze blueslegende Robert Johnson - Johnson was op dat ogenblik net teruggekeerd van zijn ontmoeting met de duivel in Hazlehurst.
Lockwood wou vooral zonder begeleiding kunnen spelen en pinde zich daarom vast op het orgelspel. Maar toen hij hoorde dat de muziek van Robert Johnson klonk alsof hij zichzelf op gitaar begeleidde, was Lockwood overtuigd om ook gitaar te leren spelen. Van Robert Johnson leerde hij het nummer "Mr. Down Child" dat later zowel door hem als door Sonny Boy Williamson II zou vertolkt worden.

Robert Johnson
Hoewel slechts een jaar of vier ouder, was Robert Johnson als een vader voor Robert Lockwood en de beide mannen trokken samen op. Ooit speelde Robert Junior op de ene oever van de Sunflower River en Robert Johnson op de andere. De toeschouwers die zich op en rond de brug verzamelden, konden muzikaal de beide artiesten niet onderscheiden. Robert Lockwood is dan ook één van de zeldzame bluesgitaristen die de muziek direct geleerd heeft van Robert Johnson.

Hij verwierf de naam Robert Junior en in nummers als "Take a little walk with me" hoor je duidelijk geest van Robert Johnson nog ronddwalen. Robert Lockwood had de wilde duivels van Robert Johnson weliswaar wat getemd: het onderwerp ging nog steeds over vrouwen maar de muziek klonk minder "gejaagd" waardoor de polyritmische Delta blues toegankelijker werd voor de latere generatie bluesartiesten. 

Maar Robert Lockwood ontplooide zich ook los van Robert Johnson. Op een dag speelde hij in een park waar vlakbij ook de gasten van de Memphis Jug Band hun ding deden. Het was echter Lockwood die het publiek naar zich toe trok. Toen hij na zijn optreden de centen telde, kwam naast hem een man zitten die hem een band aanbood. “You raise hell with that goddammn guitar all by yourself”. En in de band van Bill Destruction leerde Robert Lockwood met een plectrum spelen: de transformatie naar leadgitarist was volledig. In het orkest van Count Basie verwierf Lockwood tenslotte een meer jazzy speelstijl.

Later werd Lockwood door Aleck Miller uit huis gehaald om samen te gaan toeren. De heren draaiden echter de cel in voor landloperij. Op vrijdag belandden ze tussen de muren, op zaterdag speelden ze al muziek van achter de tralies op de tweede verdieping. Het publiek gooide hen geld toe, de bewaker raapte het op en gaf het door maar stak een deel in eigen zak. Toch verdienden Lockwood en Miller die dag in hechtenis 400 dollar. De directeur sloot daarop een deal; ze mochten elke avond spelen voor blanken en geld ophalen. In ruil werden ze in de gevangenis voorzien van drank en vrouwen en werd hen lekker eten aangebracht uit de keuken van een naburig hotel!

Volgens Lockwood hielden blanken van blues, maar niet van de mensen die blues creëerden. Ze sloten de zwarten op om zeker te zijn dat ze voor hen muziek zouden maken.

In 1960 trok Junior Lockwood nog met Sonny Boy naar Ohio waar ze een ruim jaar samen musiceerden. Nadat de rusteloze Sonny Boy opnieuw vertrok, bleef Lockwood er samen met zijn vrouw en kinderen. Hij verdween uit de muziekwereld tot zijn herontdekking in 1970.

Sonny Boy Williamson II (1912 - 1965)

c40bf077112c4301a114c47f43641e8c
Sonny Boy Williamson II
Sonny Boy Williamson II frequenteerde rond 1935 het huis van Robert Junior Lockwood. Na de dood van Robert Johnson in 1938 trokken Sonny Boy en Robert Lockwood samen op. 

Sonny Boy is geboren onder de naam Aleck Ford. Hij hulde zichzelf graag in een mist van verwarring: zelf beweerde hij geboren te zijn in 1899, op zijn grafsteen staat 1908 en het beste bewijs laat 1912 vermoeden. Hij werd opgevoed door zijn mama en zijn stiefvader Jim Miller

Aleck Miller hield van Howlin' Wolf's mooie zus Mary Burnett en leerde bij de kloeke Wolf mondharmonica spelen. En omdat hij als baby de bijnaam "Rice" kreeg, noemde hij zichzelf Rice Miller. Daarnaast trad hij ook op onder de artiestennamen Little Boy Blue, Alex Willie Williamson, Buzzard BeakThe Goat, Footsie, The Talaho Blues Singer en Willie Miller. Hij had een lange gestalte en diepliggende hondenoogjes, hij was een havik met een agressief temperament, lichtgeraakt en opportunistisch ingesteld. Sonny Boy had ook steeds een fles whiskey op zak.

Maar Sonny Boy Williamson II was vooral een indrukwekkende muzikant die zong met een stem van schuurpapier en mondharmonica speelde met de kracht van een stoomlocomotief. Hij liet de ritmische stoten op zijn instrument naadloos overvloeien in een lang vocaal gehuil. En hij was een vlotte babbelaar... Omdat hij een eenzaat was, had hij een geheel eigen stijl ontwikkeld. Hij was ook een showman die speelde zonder handen, knippend met de vingers op de tegentijd, of spelend met de harmonica tussen de lippen alsof een sigaar rookte. Soms stopte hij zijn harmonica zelfs helemaal weg in de mond, waarbij hij een brede glimlach tevoorschijn toverde.

Toen hij Robert Lockwood ontmoette, had hij niet meer dan enkele testopnames op zijn conto staan. Maar daar zou spoedig verandering in komen...

sb1a
Sonny Boy Williamson I
Intussen had Aleck Miller de naam van bluesharpspeler Sonny Boy Williamson I geplagieerd - wanneer en hoe is nog steeds een mysterie. Alec Rice Miller was vijftien jaar ouder dan Sonny Boy I en had zijn stijl eigenlijk al helemaal ontwikkeld toen hij de naam van de eerste kaapte. De muziek van Sonny Boy I was bovendien meer instrumentaal en melodieuzer dan de muziek van II. Later ging het zelfs zo ver dat Sonny Boy I de stijl van Sonny Boy II ging imiteren, zoals je kan horen in zijn nummer “Alcohol Blues”. Sonny Boy werd dus nummer II, maar eigenlijk vond hij zichzelf nummer I. Het plagiaat leverde hem evenwel een flinke rechtszaak op waar ook KFFA bij betrokken werd. Het radiostation schakelde een klein legertje aan advocaten in, maar de zaak werd gesloten nadat Sonny Boy Williamson I in 1948 bij een roofoverval op straat werd doodgestoken.
867efcde254fedca1c5c60225d9aa042

Als "King Biscuit Entertainer" maakte Sonny Boy II van het radiostation een massamedium. Sonny Boy was echter heel rusteloos en bleef uiteindelijk niet in Helena: in 1949 verkaste hij naar West-Memphis waar hij voor het radiostation KWEM een eigen radioshow begon, gesponsord door het elixir Hadacol.  
Later trok hij verder naar Chicago. Hij scheidde van Mary Burnett en huwde Mattie Gordon. 
Rond 1949 verloor Williamson zijn sponsor Hadacol. Hij begon ook ruzie te maken met Mattie en ze verliet hem. Sonny ging naar haar op zoek, en terwijl hij weg was brandde zijn huis af, een tragisch gebeuren waarover hij zingt in zijn nummer “West Memphis Blues”. Het paar legde uiteindelijk de ruzie bij, maar Wiliamson bleef rusteloos en verdween soms maandenlang weg van huis. Sonny Boy hield evenwel van haar tot zijn einde en bracht in '64 de "Mattie Mae Blues" uit.

Pas in 1951 trok hij naar de opnamestudio waar hij voor Trumpet onder meer het nummer "Eyesight To The Blind" vereeuwigde, een song waarin hij zijn eigen harmonica-solo overroept met de woorden “What a woman! What a Woman!”. De eerste opnames van Sonny Boy Williamson tonen meteen het meesterschap van een heel ervaren muzikant.
 
In 1955 werd zijn contract overgenomen door de gebroeders Chess. De single "Don't Start Me Taling", begeleid door Muddy Waters, pianist Otis Spann, bassist Willie Dixon, gitarist Jimmy Rogers en drummer Fred Below, scoort een plaats aan de top van de bluesgeschiedenis. In 1963 toert Sonny Boy zelfs door Europa als ster van het "American Folk Blues Festival" waar hij de harten van de Britse bluesscene verovert. Sonny Boy zelf raakte gecharmeerd door Eric Burdon & The Animals - hij noemde hen The Mammimals - en bleef in Engeland. In maart 1964 werd Sonny Boy voorgesteld aan de Yardbirds die hem verder begeleidden op een toer door Engeland en Duitsland. De negentienjarige Eric Clapton was echter meer fan van Little Walter en hij daagde Sonny Boy uit met de vraag "Is Uw echte naam niet Rice Miller, mijnheer?" Bij wijze van antwoord kreeg Clapton een knipmes gepresenteerd...

Sonny Boy Williamson II had dus een indrukwekkende muziekloopbaan achter zich: in de beginjaren speelde hij samen met Robert Johnson en aan het einde speelde hij samen met onder meer Jimmy Page. In 1964 keerde Rice Miller terug naar Helena. Toen DJ Sonny Payne hem de vraag stelde wat hij daar deed, antwoordde hij dat hij terug was gekomen om te sterven. De radioshow ging gewoon door en niemand sloeg er acht op, maar op 25 mei 1965 werd zijn levenloze lichaam aangetroffen in zijn kamer. Sonny Payne, onder contract als DJ, heeft de hele show huilend verder afgewerkt. Op het graf van Sonny Boy Willamson ligt nog steeds een stapel verroeste mondharmonica's.

Howlin' Wolf (1910 - 1976)

Howlin-Wolf-David-Gahr-photo
Howlin' Wolf
Sonny Boy Williamson leerde het mondharmonicaspel van zijn schoonbroer Howlin' Wolf. En ook Howlin' Wolf kreeg op 39-jarige leeftijd een eigen radioshow bij KWEM in West Memphis. Daar werd hij ontdekt door Ike Turner, de talent scout van Sam Phillips. Iedereen was onder de indruk van de kolossale man met de grollende stem. De platenmaatschappijen vochten om Wolf onder contract te krijgen, voor Chess nam Howlin' Wolf het nummer "How Many More Years" op.

Joe Willie Wilkins (1923 - 197ç)

Joe Willie Wilkins
was de zoon van een sharecropper op een plantage nabij Bobo, Mississippi. Zijn vader was bevriend met Charley Patton en speelde zelf ook gitaar: de stap naar het muzikantenbestaan was dus klein. Joe Wilkins leerde zichzelf gitaar spelen door naar opnames te luisteren, wat hem de bijnaam "The Human Seeburg" opleverde - naar de toen populaire Seeburg jukeboxes. Joe werd een populaire bluesmuzikant in de delta en in 1940 nam hij de plaats in van Robert Lockwood in de band van Sonny Boy Williamson. Vanaf 1941 vervoegde hij Sonny Boy en Lockwood bij de King Biscuit Entertainers. Volgens Muddy Waters was Joe Wilkins de eerste artiest die riffs speelde op een enkele snaar, zonder slide.

In 1950 volgde Wilkins Sonny Boy naar West Memphis om er voor het radiostation KWEM te werken. Hij maakte er ook deel uit van de huisband van Sun Records. Wilkins was ook levenslang bevriend met Houston Stackhouse

Little Walter (1930 - 1968)

In Helena ontmoette Sonny Boy de 14-jarige Little Walter. Walter Jacobs had op dat ogenblik geen rooie duit: hij sliep 's nachts op biljarttafel en kreeg eten van de muzikanten en sigaretten van de gokkers. Little Walter imiteerde aanvankelijk John Lee Williamson en de invloed van Sonny Boy I was in zijn latere frasering zeker hoorbaar, maar eens in Helena raakte Little Walter helemaal in de ban van Sonny Boy Williamson II. Toen hij op een nacht werd aangevallen door een jonge vrouw met een mes, redde Sonny Boy II hem het leven en beide werden vrienden.

Little%2BWalter%2B3
Little Walter
Walter Jacobs werd in 1930 geboren bij een familie van sharecroppers in Marksville Louisiana. Toen hij acht jaar was leerde hij zichzelf op de mondharmonica spelen, toen hij twaalf was ruilde hij de schoolbanken voor een zwerversbestaan.

Little Walter speelde samen met pianist Henry Hill en kreeg fans. Hij luisterde als jongeling ook naar de jump blues van Louis Jordan en speelde diens saxofoonsolo's na op de mondharmonica. Louis Jordan had op dat ogenblik een grote hit met "Caldonia".

In 1945 kreeg Little Walter zijn eigen radioshow bij KFFA - Robert Lockwood was daar vertrokken voor een beter betaalde job bij de spoorwegen. Little Walter werd er op piano begeleid door Dudlow Taylor. Walter speelde speelde op de radio diepe blues met de lichte frasering die hij geleerd had van Louis Jordan en al gauw kreeg hij meer luisteraars en fans dan Sonny Boy - ook dat was één van de redenen waarom Sonny Boy uiteindelijk uit Helena wegtrok.

Aan het eind van de jaren '40 maakte Little Walter zijn eerste eigen opnames. En omdat hij zich stoorde aan het feit dat de gitaren zijn mondharmonicaspel overstemden, begon hij versterkt te spelen waarbij hij gebruik maakte van veel oversturing. Na zijn eerste opnames voor een klein label kwam hij in 1948 terecht bij de band van Muddy WatersWillie Dixon schreef voor hem de hit "My Babe", een herwerking van "This Train" van Sister Rosetta Tharpe.

De relatie met Sonny Boy bleef altijd heel gespannen: Little Walter noemde hem op een zeker ogenblik zelfs een lijkenpikker en een oude praatjesmaker; "a fake and a fraude". Little Walter was helaas ook drankverslaafd. Tijdens een toer in 1968 in Europa raakte hij betrokken in een gevecht waarna hij overleed op het appartement van zijn vriendin.

James "Peck" Curtis (1912 - 1970)

A-1696713-1492690110-3472
James "Peck" Curtis
Eén van de eerste bandleden van de King Biscuit Entertainers was bluesdrummer James "Peck" Curtis. Curtis was geboren in 1912 in Benoit in Mississippi en had al ervaring als washboard-speler en drummer bij onder meer Robert Johnson, Memphis Slim en bij de Memphis Jug Band. Peck Curtis profileerde zich ook als zanger en danser en was een groot showman.

Peck Curtis had samen met Robert Lockwood gereisd tijdens een vaudeville show. De eerste zes maanden speelde hij washboard in de uitzendingen van King Biscuit, later verving hij zijn instrument door een drumstel. James Peck Curtis had een heel Afrikaanse manier van drummen.

Robert Dudlow Taylor (? - 1966)

Robert Dudlow Taylor
Na "Peck" Curtis vervoegde ook pianist Robert Dudlow Taylor de band: Max Moore had hem weggekocht bij een Medicine Show. Dudlow kreeg de bijnaam "Mr. Five by Five" wat synoniem stond voor boogie, maar eigenlijk hield Dulow Taylor meer van trage blues. Hij bezat geen grote persoonlijkheid, maar was een sterke bluespianist: competent en betrouwbaar, maar weinig expressief. Dudlow bleef tot in de jaren 50 bij de King Biscuit Entertainers.


David "Honeyboy" Edwards (1915 - 2011)

David "Honeyboy" Edwards was een vaak gehoorde gast in de radioshow van Little Walter. Edwards was geboren in Shaw, Missisippi en trok op de leeftijd van veertien jaar rond met bluesman Big Joe Williams. Hij speelde ook samen met Charlie Patton en Robert Johnson en was getuige toen Robert Johnson de fatale whiskeybeker uitdronk.
In 1942 strikte folklorist Alan Lomax hem voor een aantal veldopnames, pas in 1951 verschenen de eerste commerciële opnames van David Edwards, onder de naam Mr. Honey.

Rond 1956 kondigde Edwards aan dat hij naar Chicago zou trekken en Little Walter ging met hem mee. Om hun treinticket te betalen, waren ze genoodzaakt om in het treinstation te busken. Toen Little Walter nog lag te slapen in de straten van Chicago, werd hij gewekt door Edwards die hem aanmaande om samen te gaan spelen, want er was veel volk. Walter had geen T-shirt, dus kocht Edwards er eentje tweedehands. Die dag vulden ze drie sigarendozen met kleingeld. Een vrouw kwam naar Little Walter en vroeg hem om bij haar thuis te spelen. Ze stak hem voor de gelegenheid helemaal in het nieuw.

Honeyboy Edwards overleed in augustus 2011 aan hartfalen.

Pinetop Perkins (1913 - 2011) en Willie Love 

ef85665f1f859bb89cfecd318ae9c15d
Pinetop Perkins
Pinetop Perkins begon zijn muziekloopbaan als gitarist. Maar toen een danseres in Helena tijdens een stoeipartij met een mes de pezen van zijn linkerarm had geraakt, werd hij gedwongen om piano te spelen. In 1943 vervoegde Pinetop Perkins de groep als tweede pianist en boogie-woogie specialist. In 1969 werd Perkins lid van de band van Muddy Waters waar hij Otis Spann verving.
Pinetop Perkins stond zelfs na zijn negentigste verjaardag nog op het podium. Hij overleed in 2011.

Een derde pianist, Willie Love, was een frequente gast in King Biscuit Time, samen met een minstrel-komediant en een trompettist waarvan niemand eigenlijk de naam nog kent.

Elmore James (1918 - 1963)

In de late jaren '30 werd Elmore James als "guest star" uitgenodigd bij KFFA. Nog voor zijn legerdienst had Elmore James had al kennis gemaakt met Robert Johnson en met Sonny Boy Williamson II. Op de radio speelde hij Robert Johnson's "Dust My Broom", elektrisch versterkt en begeleid door een stevig rockende drum. Op de opname hoor je in de achtergrond bovendien de mondharmonica van Sonny Boy Williamson II. 

Niettegenstaande Elmore af en toe mee speelde in de radioshows, werd hij eerder zenuwachtig in de studio en trad hij liever op in de Juke Joints. Hij ontwikkelde zich tot een legendarische gitarist die speelde met krachtige, schreeuwende riffs en zong met een hoge stem. Elmore en Sonny Boy musiceerden ook samen met Arthur Big Boy Crudup, de auteur van de hit "Rock Me Mama", wat later zou herwerkt worden tot "That's All Right Mama".

Helaas werd Elmore ook af en toe afgetroggeld door de opportunistische Sonny Boy. Toen hij op een dag ontdekte dat hij afgezet werd, sloeg hij een microfoonstatief tegen het hoofd van Williamson.

elmore-james
Elmore James
Elmore James groeide op in een gezin van sharecroppers en leerde zichzelf spelen op de snaar van een bezemsteel. Hij was een verlegen persoonlijkheid die door de opnametechnici over zijn schroom werd geholpen door hem te laten denken dat hij aan het repeteren was op het moment dat er eigenlijk opnames plaatsvonden. Aanvankelijk weigerde hij om van "Dust My Broom" een opname te maken - het nummer werd stiekem op tape gezet en uitgebracht. De song werd een monsterhit.

Van de periode tussen 1929 en 1952 zijn van Elmore James geen opnames bewaard gebleven. In 1951 debuteerde hij met plaatopnames voor Trumpet Records, waarna hij zich ontpopte tot één van de exponenten van de Chicago blues. Elmore nam solo én met The Broomdusters meer dan 100 nummers op en werd weldra bekend als de "King of the Slide-gitaar". Met zijn rauwe, scheurende muziek en zijn soulvolle stem legde hij mee de rode loper uit voor de rock-'n-roll.

Mede door zijn drinkgedrag leed Elmore James aan hartfalen. In 1963 overleed Elmore James aan een hartaanval, aan de vooravond van zijn comeback na een herstelperiode op het platteland.

Robert Nighthawk (1909 - 1967)

In 1942 keerde Robert Nighthawk terug naar Helena om een radiouitzending voor Bright Star Flour op te starten. Bright Star Flour was de concurrent van de Interstate Grocery Company, de sponsor van Sonny Boy Williamson.

Robert Nighthawk
Robert Nighthawk was geboren onder de naam Robert Lee Mc Collum in 1909 en leefde als kind in de buurt van de plantages. Net als Sonny Boy Williamson groeide hij in zijn eentje op en reeds op zijn veertiende doolde hij alleen rond, een levensfase waarover hij stoeft in zijn meest gekende nummer "Prowling Nighthawk". Robert Nighthawk speelde aanvankelijk mondharmonica, maar wisselde al gauw zijn instrument voor de gitaar. Zijn leermeester, Houston Stackhouse, leerde hem het repertoire van Tommy Johnson waaronder "Big Road Blues", "Big Fat Mama Blues" en "Maggie Campbell”. Nighthawk leerde heel snel.

In 1932 speelde ook Robert Nighthawk's broer Percy McCollum mee. Stackhouse vulde het duo aan op viool, op mandoline en als gitarist. Tijdens het toeren belandden ze echter onterecht in de gevangenis: de politie was op zoek naar drie zwarte mannen die drie blanke meisjes hadden aangerand. Het trio werd bedreigd en geïntimideerd en kon pas vrijkomen dankzij de tussenkomst van een agent die de muzikanten herkende. Voor Percy was de maat vol: hij had een schrik opgedaan en wou niet meer verder rondtrekken.

Robert Nighthawk verliet daarop het zuiden van de delta. In Friars Point speelde hij een tijdje samen met de jonge John Lee Hooker. Nighthawk kwam echter in de problemen en veranderde zijn naam naar Mc Coy, de naam van zijn mama. Hij trok naar St. Louis en ontmoette Henry Townshend en Big Joe Williams die contacten had in Chicago. Daar speelde Nighthawk voor RCA Victor in een sessie met John Lee "Sonny Boy" Williamson. Sonny Boy Williamson I speelde er zijn hits "Good Morning School Girl" en "Blue Bird Blues", maar het was Robert Nighthawk die indruk maakte op producer Lester Melrose.

Nighthawk had bij zijn aankomst in Helena dus al een goede reputatie opgebouwd met ook albums bij Bluebird en Decca, waar hij speelde onder naam Peetie’s Boy of Robert Lee McCoy. In 1937 bracht hij “Prowlin Nighthawk” uit op plaat, waarna hij ook zijn alias wijzigde naar Robert Nighthawk. Bij zijn terugkeer bracht hij een band mee waar Son Sims deel van uitmaakte. Sims was een violist die een pickup aan zijn viool fixeerde en zo als eerste versterkte violist op de radio debuteerde.

Later luisterde Nighthawk veel naar Tampa Red en bewerkte hij diens "Anna Lou Blues" tot "Anna Lee". Ook de "Black Angel Blues" speelde Nighthawk in de stijl van Tampa Red. Beide nummers waren frequente verzoeknummers op de radio, ingevuld door Nighthawk waarna hij steevast de ether vulde met muziek in zijn eigen stijl.

Jimmy Rogers (1924 - 1997)

Jimmy Rogers
Bluesgitarist Jimmy Rogers werd onder de naam Jay Arthur Lane geboren in 1924 in Ruleville, Mississippi. Zijn familie leefde in de Delta nabij Vance, waar Rogers muziek leerde spelen van Arthur Johnson. Hij speelde soms ook samen met Snooky Prior. 

Rond 1939 hoorde hij Rice Miller, Jimmy was heel erg onder de inruk. Hij trok naar Helena om er mondharmonica en gitaar te spelen, en vooral om er te luisteren naar de radiouitzendingen van Sonny Boy en en Robert Lockwood. Af en toe keerde Jimmy Rogers terug naar huis, maar hij mistte nooit een show van Williamson, en hij liet zich graag door hem beïnvloeden. Rond 1944 speelde Jimmy ook als achtergrondgitarist bij Rice Miller - als geen betere gitarist beschikbaar was - waarbij hij aanwijzingen kreeg van Robert Lockwood. Zo raakte Rogers vertrouwd met het begeleiden van de slide-gitaar, een vaardigheid die hem later als gitarist bij Muddy Waters heel erg van pas zou komen.

In 1944 maakte Jimmy Rogers in Helena kennis met Little Walter; de basis van de elektrische band van Muddy was gevormd.

In 1950 bracht Jimmy Rogers de bluesklassieker “That’s all right” uit. Hij volgde in het nummer het patroon van Muddy Waters maar claimde dat hij het nummer zelf gebouwd had - in de blues leert men van elkaar…. Jimmy Rogers speelt wel duidelijk lichter, met meer articulatie dan Muddy. Zijn stijl is ook meer typisch voor de blues van Helena.
Rogers verliet in 1955 de Muddy Waters Band, maar het is hem nooit helemaal gelukt om een eigen groep in stand te houden.  

Muddy Waters (1913 - 1983)

McKinley Morganfield alias Muddy Waters leende van Robert Junior Lockwood de "Black Spider Blues" en maakte er in 1948 zijn "Mean Red Spider" van. Maar Muddy Waters, die vasthield aan de rauwe deltablues, weigerde les te volgen bij de meer jazzy-georiënteerde Robert Lockwood. Muddy Waters coverde ook "Nine Below Zero" van Sonny Boy Williamson en leerde heel wat van Robert Nighthawk in de periode dat Nighthawk terug naar de Delta was getrokken. Als wederdienst zorgde Muddy er in '49 voor dat Nighthawk "Anna Lee" en "Black Angel Blues" kon opnemen voor Chess Records. Muddy en Nighthawk hadden wel een verschillende stijl: Muddy bleef veel dichter bij de Deltablues van Son House en Robert Johnson.

Muddy Waters
In 1949 trok Muddy terug naar het zuiden waar hij met zijn bandleden Little Walter en Jimmy Rogers optredens verzorgde in verscheidene clubs. Vaak nam de band het podium over van de huisband, blies hen weg en kondigde aan het eind aan waar ze hun volgende set zouden spelen. Om die reden kregen Muddy Waters en zijn muzikanten de bijnaam “The Headhunters”. Little Walter had een moeilijk temperament, maar bij Muddy voelde hij zich goed. Hij bracht steeds nieuwe ideeën aan, en de groep oefende ontezettend veel. Het was ook bij Muddy dat Little Walter zijn ruigere sound aanleerde.

Muddy Waters had bovendien van Sonny Boy geleerd dat een bluesartiest veel volk kon bereiken met een radioshow en Muddy kreeg in Helena een programma op KFFA, gesponsord door Katz’s Clothing Store. Helaas werd het programma om zes uur in de ochtend uitgezonden: het vroege uur was goed voor de boeren die vroeg aan het werk gingen, maar uitermate slecht voor nachtbrakers en bluesmuzikanten. De band van Muddy Waters speelde vaak tot één uur ‘s nachts en moest zich dan haasten naar om de vroege radioshow te spelen. Tegen alle verwachtingen in, lukte dat wonderwel goed.

IN 1950 verliet de groep rond Muddy Waters opnieuw Helena, en nadien leek de stad doods: Sonny Boy verkaste naar Florida, Robert Nighthawk had in Chicago een kleine hit met “Black Angel Blues” en ook Robert Junior Lockwood trok noordwaarts naar Chicago. 

B.B. King (1925 - 2015)

B.B. King
Ook Riley B. King zat op jeugdige leeftijd aan de radio gekluisterd om naar Sonny Boy's "King Biscuit Time" te luisteren. Toen Sonny Boy Williamson in 1948 naar een radiostation in Memphis verhuisde, stapte B.B. King de studio van KWEM binnen. Het werd hem toegelaten om enkele nummers te spelen en hij oogstte meteen succes. B.B. King had bovendien dubbel geluk: Sonny Boy Williamson had zichzelf dubbel geboekt en B.B. King mocht zijn plaats innemen. Hij speelde die avond een set voor een uitbundig dansend publiek en kreeg als beloning zijn eigen radioshow. De Beale Blues Boy, alias B.B. King, was geboren.



Bb Bm B

Spotify afspeellijst