Let that boy boogie-woogie!




One night I was laying down
I heard papa talk to mama
I heard papa tell mama
Let that boy boogie-woogie
'Cause it got in
so it's got to come out!

Boogie Chillun - John Lee Hooker

We hebben nood aan een zweterig lijf-aan-lijf dansfeestje! John Lee Hooker opent de dans. Shake it baby! One Time! For Me!

John Lee Hooker is de gekroonde blueskoning van de boogie. Zelfs toen hij in 2001 zijn laatste kaarsje uitblies, had hij met gemak nog een paar kunnen doorgaan met stompen en grollen. John Lee Hooker had zijn eigen stijl, los van de piano-boogie die in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw populair werd. Hij klampte zich zelden vast aan een standaard ritme maar jumpte eerder van het ene tempo in het andere, tot grote frustratie van de muzikanten die zich inspanden om hem te begeleiden. Om hen in het gareel te houden, stampte John Lee het ritme met de voeten op een houten plankje: de kenmerkende "stomping blues" van John Lee Hooker was geboren. "Shake it Baby"!


Het is vaak heel lastig om nog stil te zitten bij het horen van het boogie-ritme. De repetitieve shuffle leent zich dan ook uitstekend tot de dans. Heb je de techniek nog niet onder de knie, luister dan naar de instructie van Clarence "Pinetop" Smith uit 1929. Pinetop Smith - zijn bijnaam verwierf hij omdat hij als jongen graag in de bomen klom - maakte in zijn bluesritme gebruik van korte stops, een techniek die hij had ontleend aan de ragtime. De "Pinetop Boogie Woogie" werd dé referentie voor de boogie-woogie en concurreert mee naar de titel van één van de eerste rock 'n roll-songs aller tijden. De "Pintetop Boogie Woogie" groeide uit tot een blues-standard.

Now listen here all of you, this is my Pine Top Trouble
I want everybody to dance 'em just like I tell you
And when I say "Hold yourself" everybody get ready to stop
And when I've said "Stop", don't move a peg
And when I say "Get it", everybody do a boogie woogie
Hold yourself now
Boogie woogie
Now That's what I'm talkin' 'bout

Pinetop Boogie Woogie - Clarence "Pinetop" Smith

Meade "Lux" Lewis

Toch was het niet Pinetop Smith die als eerste olie op het vuur van de boogie-machine had gegoten. Smith had zich voor zijn hit gebaseerd op de "Honky Tonk Train Blues" van Meade "Lux" Lewis,  een piano-boogie die een jaar eerder was uitgebracht. De gelijkenis tussen beide nummers is ook geheel niet toevallig: Lewis en Perkins verbleven rond die periode in hetzelfde pension.

De trein was vaak het onderwerp van blues- en boogiewoogie ritmes. Men denkt ook dat het begrip "boogie-woogie" een afgeleide is van "bogie", een term voor de sleepas of achteras van een trein. De referentie naar de trein was ook weinig verwonderlijk, aangezien veel bluesartiesten al zwervend door het land mee liften met een goederentrein. De trein stond ook symbool voor de vlucht weg van het harde leven op het platteland, de vlucht naar de vrijheid in de moderne stad, de vlucht vooruit naar de toekomst. The Delmore Brothers - Alton en Rabon - gaan met elkaar in duel op de "Freight Train Boogie" uit, een rockabilly uit 1946.

Ook Canned Heat raakte diep gehypnotiseerd door de boogie van John Lee Hooker. Eén van hun eerste eindeloos klinkende "jams" verscheen op het tweede album, "Boogie with Canned Heat", en draagt de titel "Fried Hockey Boogie". "And don't forget to boogie!".


Aan de wieg van de boogie stond de swing, met Ella Fitzgerald als voortrekker van de lindy hop. Ella Fitzgerald kon echter niet alleen dansen, ze zong ook helder, articuleerde duidelijk en had bovendien een stembereik van maar liefst vier octaven. Ella Fitzgerald verwierf dan ook terecht de naam "First lady of song". Lindy hop ontstond aan het eind van de jaren '20.



"Love can be found anywhere. Even in a guitar!", aldus Bob "The Bear" Hite van Canned Heat. Toch was de boogie in de jaren '20 meer het territorium van de pianist. Bij de boogie-woogie speelt de linkerhand op de piano een strak begeleidingsritme, terwijl de rechterhand allerlei bluesloopjes uitvoert. Boogie werd gespeeld in juke joints of tijdens zogenaamde "rent parties", feestjes waarbij door de zwarte huurders een muzikant werd ingehuurd, de opbrengst van het het vertier werd gebruikt om de huishuur te betalen. En omdat er op die feestjes heel wat rumoer was, kreeg de luidere piano de voorkeur om de dans te begeleiden.
Boogie-woogiepianisten waren dus zeer geliefd. Ze trokken niet alleen de dans op gang, ze zongen ook populaire volksliedjes, vertelden verhalen en gaven de laatste nieuwtjes door.
Pete Johnson
Pete Johnson
was samen met Meade Lux Lewis en Albert Ammons één van de drie meest prominente pianisten van de "Roaring Twenties". Pete Johnson begon zijn muzikale loopbaan als drummer, maar vanaf 1926 tot 1938 trad hij op als pianist, vaak als begeleider van blues shouter Big Joe Turner. In 1952 verloor Pete Johnson een vinger bij het wisselen van een autoband, maar toch bleef hij optreden. Johnson overleed in 1958 aan een hersenbloeding. "Oh, Lady Be Good!" is een compositie uit 1924 van George Gershwin en werd in 1947 een hit voor Ella Fitzgerald.   
Ook de song "Roll 'Em Pete" met Johnson op piano en Joe Turner krijgt een ereplaats in de wedstrijd "eerste rock 'n roll-opname", al beweren sommigen dat het nummer werd gestolen van pianovirtuoos en jazzcomponist Jelly Roll Morton.

Albert Ammons was een goede vriend van Meade Lux Lewis. Als duo entertainden ze heel wat clubfeestjes, tot de heren samen met Pete Johnson in 1938 op uitnodiging van John Hammond schitterden tijdens het concert "From Spirituals to Swing" in de Carnegie Hall in New York. Sindsdien wordt Ammons vereeuwigd met de hits "Swanee River Boogie" en "Boogie Woogie Stomp". Die dag in 1938 veranderde de boogie-woogie-passie in een knotsgekke boogie-woogie-rage die meer dan een decade zou duren, tot de Rock 'n Roll de hype overnam.

In 1944 schitteren Pete Johnson en Albert Ammons samen met zangeres Lena Home in de kortfilm "Boogie-Woogie Sweat Dream", een film over een bluesjam in de after-hours van een nachtclub.


Met het opzwepende en opwindende "Shake, Rattle and Roll" zette Big Joe Turner aan het begin van de jaren '50 zelf het tempo van de Rock 'n Roll op gang, ten nadele van de blues en de boogie-woogie. Rond die periode loerde ook Elvis Presley als een eenogige kat naar de viswinkel. En daar bleef het niet bij, want Elvis voelde zich bij de muziek van de zwarten als een vis in het water. Hij zou later als "King of the Rock 'n Roll" gigantisch rijk worden.
Elmore James

Het was een andere koning, die van de slide-guitar, die het elektrische geluid van de Rock 'n Roll installeerde. Elmore James speelde in de jaren '30 zijn versterkte versie van Robert Johnson's "Dust My Broom" in de radioshow bij Sonny Boy Williamson. In 1960 maakte hij een gelijkaardige bewerking van "Rollin' & Thumblin'". Elmore James claimde het auteurschap, maar eigenlijk gaat de oorsprong van het nummer terug tot een blues van Hamborn Willie Newbern uit 1929.

Er zat dus al een tijdje beweging in de boogie, lang voor de drie piano-virtuozen in 1938 het publiek opzweepten in de Carnegie Hall. Blind Lemon Jefferson bracht in 1926 de "Booger Rooger Blues" en in "Hot Dogs" vertelt hij over een dansfeestje waar hij niet op tijd kon ontsnappen aan een inval van de politie:


Now listen to me. My feet never failed on me but once
That was last Saturday night, down at that booger rooger
On June the Fourth
That law come in
I was... I was fairly choked
He broke up that party
Everybody got away but me
My old feets failed on me then
But you oughta see 'em now

Hot Dogs - Blind Lemon Jefferson

Ook Ed Bell vernoemde in "She's Got A Nice Line" al de "Booger Rooger":

Now, do it. Last time, boy
I want you to do it good this time.
You know how you were doin’ it last Saturday night down at that booger rooger?

She's Got A Nice Line - Ed Bell

De "Booger Rooger" refereert hier duidelijk naar de juke joints waar stevig gedanst werd, en vermoedelijk is er ook een link met het woord "boogie", een "slang" woord waarmee aan het begin van de jaren 1900 de seksueel overdraagbare ziekten bedoeld werden. "Boogie" verwijst dus zowel naar dansen als naar seks. In de "Booger Rooger Blues" pocht Lemon Jefferson dan ook flink met zijn aantrekkingskracht bij de dames.
Nog een stap dichter bij de roots komen we terecht bij de Cherokee indianen. De Cherokees waren doorgaans zeer gematigd en hadden heel wat zedelijke regeltjes in hun cultuur. Maar de nogal bizarre "Cherokee Dance" werd prompt doorbroken door een groep gemaskerde mannen - de "boogers" - die, getooid met phallus-symbolen, heel uitdagend dansten terwijl ze de jonge meisjes en de vrouwen op het feest viseerden. In hun obscene verkleedpartij deden ze zich voor als mannen uit een andere cultuur of een ander ras, vaak als blanken, hen uitbeeldend als seksverslaafde karikaturen. Aangezien Blind Lemon Jefferson veel reisde, is de kans groot dat hij met deze Cherokee-gewoontes in contact is gekomen.

Het klinkt wel spannend, dus laten we gewoon even meedoen met de Cherokee's. Hey, let's Do The "Cherokee Dance"! Al Wilson van Canned Heat vertelt ons wel hoe het moet: 

Dance a while and then romance
Take three steps forward and bow your head
Dance until your face turns red
Grab your gal and spin around
Take three steps back and then squat down
As you straighten up on your feet
Dance all around to that crazy beat
Cherokee dance
Cherokee dance

Cherokee Dance - Canned Heat

En we boogie-en tot in Africa! Op het aanstekelijke ritme van Manu Dibango's "Africa Boogie" komen we terecht in het kleurrijke continent, waar ze het woord "Boga" gebruiken als ze gaan dansen en waar men met veel gevoel voor ritme op de trommels slaat als er gesproken wordt over "Hausa Buga".

Bessie Smith

De boogie-woogie verspreidde zich dus sneller dan een olievlek. "Glide, slide, prance, dance, hop, stop", aan de hand van een partituur van George W. Thomas uit 1916 leert Grand Lady Bessie Smith ons de "New Orleans Hop Scop Blues" . 

Blind Lemon Jefferson
Blind Lemon Jefferson
 beproefde zijn geluk met de boogie zoals gezegd reeds in 1926. Jefferson speelde zijn blues solo en begeleidde zich enkel op gitaar. Met zijn ongewone bluesstijl was hij, in dienst van Paramount Records, enorm populair. De boogielijn die pianisten met de linkerhand uitvoeren, speelde Lemon Jefferson als baslijn op gitaar terwijl hij genoot van het geluk dat het konijnenpootje, de "Rabbits Foot Blues", hem had gebracht.

Het konijnenpootje is al sinds mensenheugenis een geluksbrenger. Maar om het ware geluk te verwerven, is het noodzakelijk om het pootje op middernacht van een levend konijn te stropen, en dan nog liefst op een kerkhof en bij volle maan. En wil je echt van het geluk proeven, ga dan op zoek naar een heks in konijnengedaante!

"Let your hair down, baby. Let's have a natural ball". Het moet T-Bone Walker, pionier van de elektrische gitaarsolo, ook geluk hebben gebracht. Als blindeman steunde Lemon Jefferson, vriend van de familie, vaak op de schouders van Aaron Thibeaux "T-Bone" Walker. Aaron Walker werd de beschermeling van Jefferson en zo was Aaron steeds in de buurt als er muziek gemaakt werd. Op zijn vijftiende ging hij aan de slag als professioneel muzikant, maar pas aan het begin van de jaren '40 kwam zijn kenmerkende geluid naar boven. Met klassiekers als "Call It Stormy Monday" en de "T-Bone Shuffle" én door zijn wilde podiumacts had hij een grote invloed op onder meer Chuck Berry, BB King en Jimi Hendrix.

Zelfs de kerkgemeenschap lust wel een potje boogie. Brother John Sellers maakte op straat kennis met de blues toen hij de duivelse Robert Johnson in zijn geboortedorp Clarksville zag optreden. Als vijfjarige kleuter danste en zong John Sellers, met de tamboerijn in de hand, bij de "Holy Rollers" in de Sanctified Church. Rock 'n Roll in hogere sferen, zeg maar. Toen hij tien was lieten zijn ouders hem achter in een bordeel waar hij door "Koningin van de gospel" Mahalia Jackson werd ontdekt en weggehaald om aan haar zijde te schitteren als jazz- en bluesartiest. Brother John Sellers valt op zijn knieën en zet het boogie-gebed in met de "Doretha Boogie". 

En Little Brother Montgomery verhuisde van New Orleans naar Chicago waar hij in 1930 succes oogstte met de "Vicksburg Blues".
Jerry Lee Lewis
In de jaren '50 werd de boogie-woogie aan de kant gedrumd door de aanstormende Rock 'n Roll. Toch hield de boogie zich kranig: enkele artiesten wisten hun faam te bestendigen, terwijl ook de Rock 'n Roll het boogiepatroontje omarmde. Met name Jerry Lee Lewis "The Killer" hamerde het vuur uit zijn piano wanneer hij in zijn onnavolgbare stijl de bluesmuziek, country en Rock 'n Roll vermengde met een flinke portie boogiewoogie. Jerry Lee Lewis leefde een onstuimig en controversieel leven, maar achter het pianoklavier was hij onklopbaar.
En dan was er nog Antoine "Fats" Domino Jr. In 1955 brak hij definitief door met zijn hit "Ain't That a Shame". En van zijn debuutalbum "The Fat Man" met de swingende titeltrack werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht. 

Het was ook met Fats Domino aan de piano toen "Mr. Personality" Lloyd Price op zijn negentiende de hit "Lawdy Miss Clawdy" op de markt gooide, een nummer dat in 1952 tot één van de best verkochte schijfjes behoorde. "Lawdy Miss Clawdy" werd later onder handen genomen door onder meer Elvis Presley, The Animals en Fats Domino zelf.
Misschien was The Fat Man net een beetje te wild geweest. Toen in 2005 de orkaan Katrina over New Orleans was getrokken, raakte Fats Domino vermist. Gelukkig herkende zijn dochter hem op foto's van de geëvacueerden. Fats Domino raakte bij de ramp wel zijn gouden platen kwijt.

Peter Koelewijn
Aan het eind van de tweede wereldoorlog introduceerden de Amerikaanse soldaten de boogie-woogie in Europa. Peter Koelewijn, zoon van een vishandelaar uit Nederland, schreeuwde in 1959 "Kom Van Dat Dak Af" en bewees met overtuiging dat de boogie-woogie ook in de taal van de lage landen kan vertolkt worden.

Het hypnotiserende ritme van de boogie ruimt de geest en houdt je jong. "Done Got Old", het was David Junior Kimbrough alvast niet ontgaan. De zalig dreunende, hypnotiserende gitaarstijl waarbij hij met de duim de baslijn speelt, is een voorbeeld uit de "Hill Country Blues", een bluesstijl die ontstond in het noorden van de Mississippi.

Robert "Wolfman" Belfour is zijn liefje kwijt... "My Baby's Gone". Belfour leerde zijn expressieve blues vol percussie-elementen van zijn buurman R.L. Burnside en van Junior Kimbrough. Robert's vader, de sharecropper Grant Belfour, was een bluesman die resonator speelde in de stijl van Charley Patton. De man overleed toen Robert dertien was, waarna de jonge knaap voor het gezinsinkomen moest zorgen. Toch bleef hij gitaar spelen, in dezelfde dreunende, repetitieve stijl van de "Hill Country Blues",  ook wel "stomp blues" genoemd omdat je er zo gemakkelijk op kan dansen.

ZZ Top

Lightnin' Hopkins
De stevig bebaarde Texas-bluesmannen van ZZ Top zijn voor geen kleintje vervaard. Vermomd achter hun zonnebril tonen ze geen greintje angst en laten ze een diepe indruk na, wat ze ook duidelijk te kennen geven in hun "Fearless Boogie". Zo'n imago schreeuwt gewoonweg om speculaties, dus circuleren er ook heel wat geruchten omtrent de ware oorsprong van de naam van de band. In werkelijkheid is de naam ZZ Top een ode aan zowel BB King als ZZ Hill. Met de King aan de top, uiteraard.

Lightnin' Hopkins, ook uit Texas, staat voor de belichaming van blues en poëzie. Hopkins verkocht op achtjarige leeftijd zijn ziel, niet aan de duivel maar aan Blind Lemon Jefferson, om sedertdien de blues door zijn aderen te voelen stromen. Toen hij in 1946 een duo vormde met Wilson "Thunder" Smith, kreeg hij de bijnaam "Lightnin'". Hij speelt de "Lighnin's Boogie" met zijn typische "talking blues" en "fingerstyle"-begeleiding. En al claimt hij er weinig zin in te hebben, de goesting spat er van af!

What's the matter with you baby, say you wanna boogie?
Well I don't exactly feel like it
But I guess I'll boogie with you a little while, isn't it now
Now what we're gonna do now is boogie
Now teach your sisters now, what they havin' down there?
A boogie woogie thing?
Well, alright baby, let's go

Lightnin's Boogie - Lightnin' Hopkins

In al hun enthousiasme overschreden de boogie-enthousiastelingen de dansvloer van de blues om ook andere hoekjes te ontdekken. En nu danst iedereen de boogie woogie. Zelfs de cowboys: John Alexander Barfield was met zijn "Boogie Woogie" de performer van de eerste "Country Boogie". Yiehaa!


Bb Bm B