De Blues doorheen de geschiedenis: Texas blues, Piedmont Blues

Spotify afspeellijst

Wat vooraf ging

Texas Blues

In de staat Texas galmde aan het begin van de twintigste eeuw een frisse bluesstijl die minder donker klonk dan de blues uit de Mississippi Delta, en minder verfijnd dan de blues uit de Piedmont regio. Deze "Texas blues" ontstond bij de Afro-Amerikanen die werkten op de olievelden of de boerderijen. En de Texaanse bluesrakkers hadden hun oren goed de kost gegeven, want hun blues is een stoofpotje van heel wat internationale elementen: Ierse en Britse volksliederen, "shanties" of zeemansliederen, Carraibische en Latin-ritmes die binnen waaiden vanuit Mexico en de zuidelijke kuststreek, Scandinavische volksliederen, polka's van de polen, de Tsjechen en de Duitsers, cajun en accordeonmuziek van de Fransen.

De prille Texas blues werd gekenmerkt door enkele opvallende rondtrekkende zangers, bluesmannen die voor een stuiver op de stoep hun ballads en hun gospeltunes ten berde brachten. En "the place to be" voor deze zogenaamde "footloose bards" was de Texaanse stad Dallas, en dan nog de achterbuurt "Deep Ellum".

Texas Henry Thomas (°1874 - 1930?)


Texas Henry Thomas

Met de populariteit van de Mississippi Delta blues zou je het wellicht anders hebben ingeschat, maar de oudst opgenomen blues is een Texas Bluesdeuntje! Het liedje is afkomstig van vroege vogel Texas Henry Thomas, een bluesman geboren in 1874 die in de late jaren twintig een korte carrière maakte in de muziekwereld.

Henry Thomas was een een voormalige slaaf, arm en dakloos, als rondtrekkende "hobo" op zoek naar werk. Hij groeide op in een familie van voormalige slaven, zijn ouders werkten als sharecroppers in de katoenvelden. Maar Texas Henry Thomas zag het leven als katoenarbeider niet zitten, en als tiener verliet hij al het ouderlijke huis.  
Hij zong gospel songs, minstrel songs, ragtime en blues en begeleidde zichzelf op een soort panfluit gefabriceerd uit suikerriet, later leerde hij ook gitaar spelen. Zijn naam “Ragtime Texas” verwierf hij omwille van het snelle tempo van vele van zijn nummers, een stijl die “ragtime” genoemd werd als één van de voorlopers van de blues. Zijn zangstijl was ook heel opvallend, door gebruik te maken van “whooping” waarbij hij plots een octaaf hoger ging zingen. Texas Henry Thomas zong ook met grollen en gillen en maakte de gebruik van "voice masking", een techniek die afstamt uit Afrika waar lamellen in de maskers de stem vervormden. 

De muziek van Texas Henry Thomas werd pas in de jaren zestig, tijdens de folk-revival, heel populair. Bob Dylan herwerkte zijn nummer “Honey Won’t You Allow Me One More Chance” tot “Honey, Just Allow Me One More Chance” op zijn album "The Freewheelin Bob Dylan" uit 1963. En hoewel Dylan de tekst geheel herschreef en ook de melodie aanpaste, noteerde hij toch heel eerlijk Texas henry Thomas als co-auteur.
Ook onder meer The Lovin’ Spoonful, Taj Mahal, the Grateful Dead en Brendon Crocker coverden een nummer van Henry Thomas, maar vooral het nummer “Bull Doze Blues” staat in ons collectieve geheugen gegrift. Jazz-trompetist Wingy Manone zong het in 1927 als “Up The Country”, een nummer dat in de schaduwzijde van de jazz bleef hangen, tot Canned Heat in 1968 het nummer opnieuw uitgaf op het album “Living The Blues”, onder de titel “Going Up The Country”.

Van Henry Thomas is maar één afbeelding gekend, en die is - naar de gewoonte bij Paramount Records - van heel slechte kwaliteit. Maar in 2023 dook een videofragment op waarin hoogst waarschijnlijk Henry Thomas te zien is. Het fragment komt uit een Duitse documentaire uit 1931 over de stad Chicago. En daar verschijnt plots een man met een gitaar in de hand en een panfluit om de hals. Zet je schrap, want het videofragment duurt niet langer dan tien seconden!

Bind Willie Johnson (1897 - 1945)

Blind Willie Johnson
Rond het levensverhaal van Blind Willie Johnson hangt een waas van ellendige geheimzinnigheid. Als kleine jongen raakte hij blind: zijn papa had zijn nieuwe vrouw op overspel betrapt en in haar razernij gooide de vrouw loog in het aangezicht van de negenjarige jongen.

Als blinde had je geen economische meerwaarde, dus werd Blind Willie Johnson door zijn vader de straat op geschopt om geld te verdienen met een gitaar die hij van een sigarenkist had gemaakt. Struinend door de straten van Texas met een collecteblik aan de hals van zijn gitaar grolde hij zich met zijn diepe, ruwe stem doorheen zijn bluesrepertoire. Hij raakte ook in de ban van het evangelie dat hij al zingend verkondigde.

Ondanks de extreme armoede maakte Blind Willie Johnson tussen 1927 en 1930 dertig opnames, waarmee hij een belangrijke erfenis naliet in de muziekwereld. “I Know his blood can make me whole” werd uitgebracht in januari 1928 en het van het nummer werden meer dan 15 duizend kopijen verkocht - een immens aantl voor die tijd. Johnson verkocht meer dan de ontzettend populaire blueszangeres Bessie Smith.  Sommige nummers die hij opnam tussen 1927 en 1930 liggen heel dicht bij de gejaagde blues van Skip James en Robert Johnson aan. Zijn muziek met Afrikaanse invloeden zat ergens tussen spirituals en blues in. Blind Willie zou echter nooit de duivel aanroepen, hij was evangelist.

In april 1930 maakte Blind Willie Johnson zijn laatste opname. Hij verdween in de obscuriteit, maar bleef busken op de hoeken van de straat en zong bij gelegenheid nog in de kerk. Blind Willie had op dat ogenblik echter nog niet alle zwarte sneeuw gezien. In 1940 brandde zijn woning volledig af. Hij kon echter nergens naartoe en sliep op doorweekt bed in de ruïnes van zijn huis, tot hij malariakoorts kreeg. Omdat hij zwart en blind was, kreeg hij geen toegang tot het ziekenhuis, waardoor hij in 1945 in ellendige omstandigheden overleed.

Blind Willie Johnson overleed in obscuriteit. Maar zijn muziekstijl werd vereeuwigd: niet alleen aan boord van de Voyager 1, maar ook in de muziek die bijvoorbeeld Robert Johnson en Muddy Waters produceerden. Voor de folkgeneratie uit de jaren zestig was Blind Willie Johnson een held. In die periode gingen gepassioneerde bluesliefhebbers op zoek naar de ware geschiedenis van Blind Willie Johnson. Maar hoe meer gegevens naar boven kwamen, hoe groter het mysterie werd. Werd hij blind door te lang naar een zonsverduistering te starten doorheen een stuk glas, of was het toch zijn boze stiefmoeder die hem tot zijn handicap veroordeelde? Was hij met twee vrouwen gehuwd? En overleed hij aan een longontsteking, of was het de malariamug die hem te pakken kreeg? Veel zaken blijven onduidelijk.

Dark was the night, cold was the ground

Voyager Golden Record

Voor de opname van "Dark Was the Night, Cold Was the Ground", gemaakt in een hotelkamer in Dallas, speelde Bind Willie Johnson op een goedkope gitaar. De hymne is een langgerekt gegrom, gekreun en gehum rond de ijzige klanken van de slidegitaar. Het nummer is woordenloos maar vol betekenis, een landschap van geluid met als thema de verrijzenis van Jezus. Bij momenten klimt de gitaar vanuit de kleverige modder omhoog, op naar een hoopvol gesternte. De stem van Blind Willie Johnson is de ene keer helder en hoog, de andere keer diep en rauw. De klank volgt de richting van de gitaar en vult de muziek verder aan. Jezus zakt neer onder het gewicht van het kruis, en probeert weer uit de modder op te staan. Het nummer kent geen maat en geen melodie. De stem van Blind Willie Johnson klinkt als gewelddadig, gemarteld en met verschrikkelijke kreten en gekreun. 
“Dark was de night, cold was the ground” was een herwerkte hymne uit het achttiende eeuwse Engeland:  “Dark was the night and cold was the ground on whihch the lord was laid. 

Deze geluidsopname zwerft sinds 1977 door het heelal als deel van de "Voyager Golden Record", samen met de muziek van BeethovenBach en Louis Armstrong. De muziek van Bind Willie Johnson is rauw en wonderschoon tegelijkertijd, en de buitenaardse wezens zullen zich wellicht de vraag stellen welke creatuur deze geluiden produceerde. Het contrast met de elegante muziek van Beethoven kon niet groter zijn.
De sonde die door de NASA werd gelanceerd, verliet in augustus 2013 voor het eerst de heliosfeer. Daarmee was de ruimtesonde het allereerste menselijke object dat de interstellaire ruimte bereikte.

Blind Lemon Jefferson (1897 - 1929)

Blind Lemon Jefferson mag beschouwd worden als de allereerste mannelijke blues-popster van de Verenigde Staten, volgens sommigen is Lemon Jefferson zelfs de grootste blueszangers aller tijden. Tussen 1925 en 1929 nam hij maar liefst 100 nummers en 43 platen op, allemaal op één na voor Paramount Records.

Over zijn geboortegegevens heerst nogal wat onduidelijkheid. Vermoedelijk is hij in 1897 in Texas geboren als zoon van sharecroppers en waarschijnlijk kreeg hij bij de geboorte de naam "Lemon". Er zijn van hem slechts twee foto's gekend.

Blind Lemon Jefferson leerde vroeg gitaar spelen en op tienerleeftijd reisde hij als artiest al tot Dallas waar hij 's nachts op de hoek van de straat deel uitmaakte van het ruige nachtleven. Vermoedelijk toen hij achttien jaar was, leerde hij Leadbelly kennen met wie hij een tijdje samen speelde en op wie hij een grote invloed had.

In 1925 werd hij ontdekt door Paramount Records. De eerste nummers die hij op plaat zette, waren atypische gospelsongs onder de naam Deacon L.J. Bates, maar het waren zijn eerste nummers als Blind Lemon Jefferson die grote hits werden. In de studio in Chicago verzorgde hij 100 opnames waaronder "See That My Grave Is Kept Clean". Van deze opnames werden er 42 uitgegeven waardoor Lemon Jefferson vrijwel onmiddellijk een sterrenstatus bereikte. Onder het moto "Don't play me cheap" kleedde hij zich strak in het pak, hij eiste respect van zijn omgeving en liet zich, ondanks zijn handicap, nooit begeleiden. Hij bezat een sterk overlevingsinstinct.

Blind Lemon Jefferson zong met een hoge, soepele en zelfzekere stem over de dagdagelijkse bekommernissen van de werkende zwarten, vaak met een humoristische of ironische kwinkslag. Zijn stembereik overspande twee octaven en ook als gitarist wist hij uitzonderlijk creatief om te gaan met de 12-matenblues waar hij innovatieve gitaarlijnen aan koppelde.

In december 1929 werd Blind Lemon Jefferson dood aangetroffen op de stoep in Chicago, vermoedelijk ten gevolge van een hartaanval nadat hij verloren was gelopen in een sneeuwstorm.

Het graf van Lemen Jefferson droeg geen naamschrift, waardoor de precieze locatie van zijn laatste rustplaats niet helemaal duidelijk is. In 1967 werd een marker geplaatst in de vermoedelijke omgeving van zijn begraafplaats, maar tegen 1996 was ook deze marker hopeloos vervallen. Daarop kreeg Lemon Jefferson een granieten steen, met deze keer de inscriptie: “See that my grave is kept clean”.

Leadbelly (1885 - 1949)

Het succes van straatmuzikant Blind Lemon Jefferson bereikte ook de oren van Huddie William Leadbetter, gekend als bluesmuzikant Leadbelly. Leadbelly is vermoedlijk geboren in 1885 nabij Louisiana. Maar Leadbelly was een zwerver en op jonge leeftijd verhuisde hij naar Dallas waar hij op straat samen musiceerde met Blind Lemon Jefferson. Leadbelly zou van hem heel wat ervaring opdoen. 

Leadbelly was de eerste zwarte zanger die ook door blanke intellectuelen werd omarmd. Hij was een wandelende - lees: "zingende" - encyclopedie, zijn bekendste nummer was "House of The Rising Sun", een nummer dat je stellig kent van The Animals - House of the Rising Sun. Leadbelly belandde twee keer achter de tralies. In 1916 ontsnapte hij uit een gevangenis in Texas waarna hij verder leefde onder het pseudoniem Walter Boyd. Twee jaar later kreeg hij dertig jaar effectief voor moord, zeven jaar later deed hij een muzikaal gratieverzoek met de volgende woorden:

Please, Governor Neff, Be good 'n' kind
Have mercy on my great long time...
I don't see to save my soul
If I don't get a pardon, try me on a parole...
If I had you, Governor Neff, like you got me
I'd wake up in the mornin' and I'd set you free

Leadbelly

Leadbelly

Leadbelly's verzoek werd ingewilligd, maar in 1930 werd hij opnieuw veroordeeld... voor moord, deze keer belandde hij in de gevangenis van Angola. Nu schoot field-recorder John Lomax hem ter hulp. In de gevangenis maakte Lomax opnames van honderden worksongs en plantageliederen die Leadbelly vlot ten berde bracht, onder meer de song Irene Goodnight”, een Ierse ballad over over een verloren liefde waarbij de zanger weeklaagt dat hij het leven niet meer ziet zitten: “Somtimes I have A Great Notion, to jump in the river and drown”. Leadbelly zette de ballad om in een walsritme en wist John Lomax zo te beroeren, dat het ditmaal John Lomax was die een gratieverzoek richtte aan de gouverneur van Louisiana.
Leadbelly kwam vrij en John Lomax werd zijn manager. Hij vertrok met zijn immense kennis van volksliedjes meteen op concerttour langs een aantal colleges in het oosten van de Verenigde Staten, waar hij de volksmuziek introduceerde bij de studenten. Onder impuls van de Lomaxes verscheen in 1936 ook het album “Negro Folk Songs as sung by Leadbelly”. En onder invloed van de American Record Corporation maakte Leabelly ook opnames van heel wat bluesnummers. Danzij John Lomax werd Leadbelly de eerste bluesman die weggeplukt werd van de straatstenen van Deep Ellum in Dallas om uiteindelijk optredens te verzorgen in New York en Parijs.

De relatie tussen Leadbelly en de Lomaxes verliep echter niet over een leien dak, en helaas, in 1929 kwam Leabelly voor de derde keer in de gevangenis terecht, deze keer omwille van geweldpleging. Later werkte hij nog samen met Woody Guthrie en met Sonny Terry en Brownie McGhee. Leadbelly overleed in 1949.



Alger "Texas" Alexander (1900 - 1954)

Alger "Texas" Alexander
Texas Alexander
werd geboren in Jewett in Texas, langs de verbindingsweg tussen Houston en Texas. In zijn geboorteplaats was veel passage, en ook de zwervers Leadbelly en Blind Lemon Jefferson maakten er vaak hun opwachting. 
Net als Charley Patton had Texas Alexander een eerder gedrongen lichaamsbouw, maar hij beschikte evenzeer over een krachtige, diepe tenorstem.  De zang van Texas Alexander leunde heel nauw aan bij bij de archaïsche, vrije stijl van de "field hollers", een stijl die hij aanleerde van de katoenplukkers en spoorwegarbeiders waar hij voor optrad.

Texas Alexander zong liedjes over het harde leven in Oost-Texas, met en passie die voortkwam uit bittere ervaring. Hij droeg ook altijd een gitaar bij zich, maar eigenlijk kon hij geen gitaar spelen. Dus liet hij zich voor zijn eerste opnames in 1927 in Dallas begeleiden door Lonnie Johnson, later zou Lightnin’ Hopkins met hem mee spelen. Die begeleiding was niet eenvoudig, want Texas Alexander zong heel vrij. Zijn backing- muzikanten moesten naar eigen zeggen hun klok instellen op "Alexander Time". Later liet Texas Alexander zich ook begeleiden door The Mississippi Sheiks en zelfs door King Oliver’s Full Jazz Band.  

Het verhaal loopt dat Texas Alexander rond 1940 in de gevangenis belandde omdat hij zijn vrouw had vermoord. Er bestaan over deze internering echter geen documenten, men vermoedt dat de  mythe werd verteld om een commercieel image te creëren..
Texas Alexander overleed in 1953 aan de gevolgen  van Syfilis.

Piedmont Blues

Reverend Gary Davis (1896 - 1972)

Reverend Gary Davis werd geboren in 1896 op een afgelegen boerderij in Zuid-Carolina. Hij verloor het zicht als kind: omwille van een verzwering van zijn ogen ging zijn mama te rade bij een "medicine show". De “dokter” goot aluin en zoete melk in zijn ogen, en Gary Davis werd blind. In het gezin met zes kinderen was hij één van de slechts twee kinderen die de volwassen leeftijd bereikten. 

Op zevenjarige leeftijd vervaardigde hij zijn eigen gitaar uit een taartvorm en koperdraad. Hij leerde banjo, gitaar en mondharmonica spelen en gaf tijdens plaatselijke feestelijkheden voorstellingen voor de blanken. Hij speelde met zijn instrument op lokale dansfeestjes en picknicks en hij werd populair met zijn innovatieve stijl die later de “Piedmont Blues stijl” genoemd werd. 
Als jongen van tien jaar kreeg hij te horen dat zijn papa was neergeschoten door de sheriff. De reden waarom werd hem nooit verteld. Zijn mama hertrouwde, Blind Davis kreeg een halfbroertje en ondervond dat zijn mama hem wou verstoten. Vaak kreeg hij te horen dat zijn mama hem eerder dood wenste. Uiteindelijk werd hij onder de hoede van zijn grootmoeder geplaatst, een heel religieuze dame die Gary Davis inwijdde in het Christelijke geloof.

Gary Davis was zich heel bewust van het feit dat in het Amerika van Jim Crow heel wat zwarte mannen werden gelyncht, louter omdat ze gekeken hadden naar een vrouw, of naar iets waar ze beter niet naar keken. Blind Gary Davis voelde zich deels gespaard, als blinde kon dit je niet overkomen...

Reverend Gary Davis
Toen hij achttien werd, kreeg hij de kans om te studeren aan een school voor doven en blinden. Hij verliet echter spoedig de schoolbanken, naar eigen zeggen omdat hij het eten in de school niet lekker vond. Het verhaal doet ook de ronde dat hij uitgleed in de sneeuw en daarbij zijn linker gebroken had. De abnormale stand waarin de breuk weer aan elkaar groeide, maakte dat Gary Davis ongewone akkoorden kon spelen op gitaar. Zijn stijl was allesins heel virtuoos: hij sloeg de bassnaren aan met de duim, en de overige snaren bespeelde hij met de wijsvinger in een duizelingwekkende ragtime-stijl. Met slechts twee vingers speelde hij dus een repertoire van gospel, ragtime en blues. Blind Reverend Gary Davis speelde ook banjo en mondharmonica 


In de jaren '20 vond Gary Davis veel steun in de kerkgemeenschap en was hij voltijds straatmuzikant. Halverwege de jaren twintig verhuisde hij naar Durham in North Carolina, waar hij ontdekt werd door een talentscout die hem binnen loodste in een opnamestudio. Zijn eerste opnames maakte hij voor de American Record Company, de afdeling van Columbia Records die zich toelegde op “race music”. Deze opnames zijn te beluisteren op het album “The Complete Early Recordings Of Reverend Gary Davis”.
Gary Davis had het echter heel moeilijk: hij zag het rode licht niet dat aangaf wanneer de opname ten einde liep en hij frustreerde zich omdat hij te weinig betaald werd in vergelijking met blanke artiesten. Gary Davis zou een volgende opnamesessie in 1939 weigeren, en het zou tien jaar duren alvorens hij nieuwe opnames liet maken.

Op het sterfbed van zijn moeder kreeg Gary Davis een spirituele ontwaken. Hij legde zich toe op het geloof en werd benoemd tot priester. Zijn verdere muziekleven zou hij zich vooral toeleggen op gospel en spirituele bluessongs en pas in de jaren '50 verwierf hij de faam die hij verdiende, nadat hij had gespeeld op een memorial ter ere van Leadbelly. Tot zijn bekendste nummers hoort “Samson and Delilah” - een herwerking van Blind Willie Johnson’s  “If I Had My Way I'd Tear The Building Down” dat Gary Davis op zijn naam registreerde, waarna hij comfortabel kon verder leven. Hij wordt herinnerd als de passionele vertolker van de "holy blues", een mix van blues en spirituals. Zich bewust zijnde van de sterfelijkheid van de mens, zong hij er met overtuiging de spirituals "You Got To Move" en "Death Don't Have No Mercy".


Maar Reverend Gary Davis voelde evenmin te beroerd om ook dansbare Piedmont-blues te vertolken, met zelfs een kwaadaardig kantje in "She Wouldn't Say Quit", alsook tunes uit de Medicine Shows, ballads, militaire marsliederen en ragtime.

In 1964 toerde Gary Davis door Europa met The American Blues and Gospel Caravan en in 1968 speelde hij op het Newport Folk Festival: een klein jaar voor zijn zeventigste verjaardag was Gary Davis zowel instrumentaal als vocaal in topvorm. Zijn fingerpicking-stijl werd legendarisch onder de liefhebbers van folkmusic. Gary Davis organiseerde gitaarlessen voor zijn aanhangers, lessen die vaak de hele dag en tot in de nachtelijke uurtjes doorliepen. Gary Davis overleed aan een hartaaval in 1972.

Blind Willie McTell (1898 - 1959)

Blind Willie McTell

"No One can sing the blues like Bind Willie McTell", aldus Bob Dylan. Ook Blind Willie McTell speelde de gesyncopeerde fingerpicking-blues van de "Piedmont Blues stijl", maar hij was evenzeer bedreven in de slide-gitaar.

Zijn geboortenaam was William Samuel McTier. Hij zag het levenslicht ergens aan het begin van de twintigste eeuw. Het levenslicht drong helaas maar één oog binnen - en later werd hij ook blind op zijn andere oog. Al op de blindenschool bleek dat hij een muzikaal talent bezat, eerst op de mondharmonica en de accordeon, later op de gitaar. Blind Willie McTell schreef ook zijn eigen muziek - in brailleschift.

Toen in 1920 zijn mama stierf, begon hij een leven als rondreizende muzikant. Hij speelde op de straat en in juke joints, en in 1927 mocht hij zijn eerste opname maken voor Victor Records in Atlanta. Later trok hij ook de aandacht van andere platenlabels, waar hij, om contractbreuk te vermijden, nummers opnam onder de namen Blind Sammie, Georgia Bill, Hot Shot Willie, Barrelhouse Sammie en Pig & Whistle Red (Pig & whistle was een keten van barbecuerestaurants waar Blind Willie McTell geregeld speelde op de parking). Hij bespeelde een twaalfsnarige gitaar, een instrument dat veel luider klonk en daardoor beter geschikt was om mee te musiceren in openlucht.

In 1940 toonde Blind Willie McTell zijn breed repertoire van folk, vaudeville, hokum, gospel en blues aan field recorder John Lomax die hem had uitgenodigd voor een interview. De opnames zijn te beluisteren op "The Archive of American Folk Song van de Library of Congress". Blind Willie McTell overleed helaas in 1959, nog voor de folk revival zijn carrière een nieuwe boost kon geven.

Mississippi John Hurt (1892 - 1966)

In 1952 verscheen onder het label “Folkways” het album “The Anthology of American folk Music”. Het album had een heel grote invloed op de folkbeweging, en twee nummers trokken in het bijzonder de aandacht: “Frankie” en “Spike Driver Blues”. Beide nummers waren van de hand van Mississippi John Hurt.
De klinkende naam “Mississippi John Hurt” zette enkele jonge bluesliefhebbers aan het dromen om de oude bluesman opnieuw te gaan opzoeken. Helaas, niemand wist waar Mississippi John Hurt vertoefde. Tot in 1963… in dat jaar kwam een kopij boven water van zijn nummer “Avalon Blues”.

De woorden “Avalon, my hometome, Avalon, always on my mind” wees musicoloog Dick Spottswood in de juiste richting. Spotswood zocht Avalon op in de atlas en stuurde musicoloog en bluesfan Tom Hoskins die richting uit. Hoskins kwam bijna onmiddellijk terecht in de woning van Mississippi John Hurt, en om zeker te zijn dat hij de juiste man voor zich had, vroeg hij aan John Hurt om enkele liedjes te spelen. Mississippi John Hurt had niet meer gespeeld sinds 1928. Hoskins leende zijn gitaar en was meteen overtuigd dat John Hurt het giaarspelen nog niet verleerd was. Meer nog: er zat zelfs geen sleet op zijn gitaarspel.
Vanaf die dag ging het snel: Mississippi John Hurt werd uitgenodigd om een optreden te verzorgen op het Newport Folk Festival en werd meteen geliefd bij de jonge witte blues- en folkliefhebbers.   

Mississippi John Hurt

John Hurt groeide op in Avalon. Toen hij negen jaar jong was, ontleende hij stiekem de gitaar van een vriend van zijn mama, een man die af en toe in het ouderlijke huis verbleef. John Hurt speelde gesyncopeerde, heel dansbare muziek. Net doordat zijn woonplaats zo afgelegen was, en de invloed van andere bluesartiesten uitbleef, ontwikkelde Mississippi John Hurt een geheel eigen stijl. Hij zong met een breekbare stem en toonde in zijn muziek zijn warme, zachte persoonlijkheid, een stijl die in scherp contrast staat met de deltablues van Charley Patton en Son House.

Toen op een dag een medicine show door het stadje trok, werd hij uitgenodigd om mee met het gezelschap te gaan toeren. Maar Hurt weigerde: hij verkoos om thuis te blijven. Dankzij zijn muzikale partner, de violist Willie Narmour, kreeg John Hurt In 1928 dan toch de kans om in Memphis en in New York twee opnamesessies bij te wonen voor Okey Records. In Memphis bevond hij zich meteen in het gezelschap van Lonnie Johnson, Blind Lemon Jefferson en Bessie Smith
John Hurt kreeg een stoel toegewezen in een grote zaal, waar enkel de producer en de geluidstechnicus aanwezig waren. Men schoof hem een microfoon onder de neus en hij kreeg de opdracht niet meer te bewegen eens de microfoon in de optimale positie was gebracht. John Hurt vertelt dat hij zo gespannen was, dat hij dagen later nog de nekpijn voelde.

Het succes van de opnames uit 1928 bleef echter uit: de "Grote economische Depressie" kondigde zich aan en Okeh Records hield er mee op te bestaan. John Hurt keerde dan maar terug naar Avalon waar hij terug aan de slag ging als landbouwer. Hij toonde enkel nog sporadisch op lokale feestjes zijn muzikaal talent.  Tot hij werd voorgesteld aan de folk-generatie van de jaren zestig.

Bb Bm B

Wat Volgt