De Blues doorheen de geschiedenis: Lonnie Johnson (1899 - 1970)


Wat vooraf ging

Lonnie Johnson (1899 - 1970)

We blijven nog even rondhangen in New Orleans om kennis te maken met Lonnie Johnson. Lonnie Johnson is immers nog zo’n naam die de crossover tussen blues en jazz benadrukte.


Alonzo "Lonnie" Johnson
 groeide op in de beginjaren 1900 in New Orleans, in een familie waar muziek onontbeerlijk aanwezig was: papa was violist, en zowel de mama als zijn zes broers en vijf zussen speelden muziek. Hij leerde als kind viool en piano spelen en op tienjarige leeftijd amuseerde hij zich al in diverse muziekgroepjes. Mandoline, banjo, gitaar, basgitaar en piano… het was hem allemaal niet vreemd. Zijn vader had ook een familieorkestje georganiseerd, een bandje waarin Lonnie Johnson viool speelde en waarmee zenaar tuinfeestjes en bruiloften trokken. En Lonnie Johnson was ook een vaak geziene gast in Storyville, het red light district en dé uitgangsbuurt van New Orleans.

Lonnie Johnson

In 1917 leerde hij ook de gitaar bespelen en kreeg hij de kans om door Europa te toeren. Toen hij thuiskwam bleek echter zijn hele familie, met uitzondering van zijn broer James "Steady Roll" Johnson, overleden bij de Spaanse Griep-pandemie van 1918. Lonnie nestelde zich in Saint Louis waar hij een muzikaal duo vormde met zijn broer James.

In 1925 trouwde Lonnie met blueszangeres Mary Johnson. In datzelfde jaar won hij bij een blueswedstrijd een contract bij Okeh Records. In 1925 maakte Lonnie Johnson een opname van zijn meest gekende nummer, "Mr. Johnson's Blues". De tekst is mooi in zijn eenvoud:

I want all you people to listen to my song
I want all you people to listen to my song
Remember me after the days I'm gone

Mr. Johnson's Blues

Je hoort in dit nummer meteen de heldere zang en de baanbrekende gitaarlijnen die kenmerkend zijn voor de stijl van Lonnie Johnson. De titel is trouwens ook van grote betekenis, want in die periode werden de Afro-Amerikanen niet met de titel "Mister" aangesproken. Door zijn nummer "Mr. Johnson's Blues" te noemen, eiste Lonnie Johnson respect op. "Mr. Johnson's Blues" is vermoedelijk ook de eerste opname van een zwarte man. Op de ommezijde van het plaatje kon je luisteren naar “Falling Rain Blues”, een nummer met Lonnie Johnson op viool.

Door het platencontract bij Okeh Records werd Lonnie Johnson sterk geassocieerd met bluesmuziek, een beetje tegen zijn eigen zin. Maar het ging er hem wel voor de wind, want tussen 1925 en 1930 maakte hij maar liefst 130 winstgevende opnames voor het platenlabel. Hij speelde onder meer 'hokum blues' met Victoria Spivey, 'classic blues' met Bessie Smith en 'field hollers' met Alger "Texas" Alexander. Texas Alexander was die bluesman die altijd een gitaar droeg, terwijl hij eigenlijk niet kon spelen. In 1927 riep hij de hulp in van Lonnie Johnson om zich bij zijn opnames te laten begeleiden. En omdat Texas Alexander ook nog eens zong zonder strak ritmeschema, was die begeleiding niet gemakkelijk - men stelde nogal sarcastisch dat de begeleidende muzikant zijn klok moest instellen op de “Alexander Time”. Maar Johnson vulde Texas Alexander heel goed aan, Lonnie Johnson was immers heel adaptief en bovendien had hij een geheel eigen inbreng en stijl.
Bell Cow Blues” is zo'n een nummer uit 1928 met Texas Alexander 'hummend en moanend' op zang en Lonnie Johnson op gitaar.

Lonnie Johnson
Dankzij de samenwerking met Texas Alexander groeide Lonnie Johnson uit tot één van de pioniers van de blues- en jazzgitaar. In oktober 1927 maakte hij een opname van het nummer "6/88 Glide", met op de piano John Erby. In dit nummer toonde Lonnie Johnson zijn meesterschap op de gitaar door noot voor noot en met uiterste precisie een gitaarsolo uit de mouw te schudden, gebruik makend van bending en vibrato.
Op dat ogenblik, in 1927, werd de gitaar nog beschouwd als een onorthodox begeleidingsinstrument en het soleren op de gitaar was dus heel innovatief. Met zijn solo had Lonnie Johnson dan ook een immense invloed op de latere blues, rock, country, jazz en andere muziekstijlen. Telkens een gitarist vandaag de dag een solo speelt op de gitaar, draagt hij eigenlijk de erfenis van Lonnie Johnson verder uit!

In hetzelfde jaar1927 werd dat Lonnie Johnson als gast uitgenodigd bij The Hot Five van Louis Armstrong.  Het nummer “Hotter Than That” is met zijn tempo "hotter than hot" en het heeft een heerlijk vaag/antwoordpatroontje tussen de scat van Louis Armstrong en de gitaar van Johnson.

Met zijn solo's op de 12-snarige gitaar schonk Lonnie Johnson het instrument dus een nieuwe invulling in de jazzmuziek en zijn samenwerking met The Hot Five fungeerde als springplank naar de samenwerking met andere grote namen in de jazzwereld, waaronder Duke Ellington.

In 1929 had Iemand bij Okeh Records ook het idee om Lonnie Johnson te laten samenspelen met de ritmegitarist Eddie Lang. Maar er was wel een euvel: Eddie Lang was een witte man - en de combinatie van een witte en een zwarte gitarist was uiteraard geheel uit den boze. Om die reden gaf Eddie Lang zich uit als Blind Willie Dunn. De opnames die die twee heren maakten, zijn simpelweg uitmuntend! Luister bijvoorbeeld eens naar "Hot Fingers".

Lonnie Johson had trouwens een heel grote invloed op Django Reinhardt en op Charlie Christian, op Blind Lemon Jefferson, Charley Patton en Robert Johnson. De deugniet Robert Johnson was zelfs zo diep onder de indruk, dat hij poogde om zijn naam op te smukkken door het valse gerucht te verspreiden dat hij een broer was van Lonnie!  En ook John Lee Hooker, BB King en Buddy Guy zouden later veel eer betonen aan Lonnie Johnson. 

En het klinkt nu bijna bizar, maar Lonnie Johnson blonk in die periode vooral uit als een virtuoze zanger. Hij zong met een hoge en wat dunne stem en zijn ballads waren  diep-sentimenteel met teksten over de sociale wantoestanden in de stedelijke Afro-Amerikaanse gemeenschap. Lonnie Johnson was een verhzlenverteller en de link met de blues bleef dus heel sterk aanwezig. Zo zingt hij in het heel ingrijpende "Hard Times Ain’t Gone Nowhere" de staalharde tekst met een kille emotie. 
Zijn dromerige stijl plaatst Lonnie Johnson dan weer eerder in het jazzmidden. En O ja, Lonnie Johnson was niet alleen een tovenaar op de gitaar, hij was ook de eerste muzikant die de viool elektrisch versterkte.

Door de economische depressie in de jaren '30 werd Lonnie Johnson verplicht om naast zijn leven als muzikant, ook als arbeider aan de slag te gaan. Hij werkte onder meer in een bandenfabriek en in een walserij. Eind jaren dertig verscheen hij weer op het muzikantentoneel, om tijdens de jaren veertig weer op de achtergrond te verdwijnen - door de oorlog was shellak, het hars waaruit platen gemaakt werden,  schaars goed geworden.

Maar net voordien, in 1942, had hij nog een grote hit met "He's a jelly roll baker". En toen het na de tweede wereldoorlog allemaal een beetje beter ging, maakte hij met zijn elektriche gitaar mee de overstap naar de Rythm and Blues. 

En misschien herken je ook wel "Tomorrow Night" de immens populaire bluesballad uit 1947? "Tomorrow Night" werd één van de eerste hitsingles van Elvis Presley! En ook Bob Dylan zong "Tomorrow Night" op zijn album “Good As I Been To You” uit 1992.

In 1952 was Lonnie Johnson alweer van de radar verdwenen; de Blues verloor aan populariteit. Tot een DJ zich op de radio luidop afvroeg waar Lonnie Johnson zou uithangen en een luisteraar de tip gaf dat Lonnie Johnson aan de slag was bij de onderhoudsploeg van een hotel in Philadelphia. Het hoofd van de afdeling onderhoud gaf inderdaad aan dat er een Lonnie Johnson werkte, maar hij betwijfelde dat dit wel de juiste man was. Alhoewel… de Lonnie Johnson in zijn bedrijf zou best een gitarist kunnen zijn, want hij was altijd heel voorzichtig met zijn handen en hij droeg heel vaak handschoenen bij ruw werk. Jawel, Lonnie Johnson was herontdekt. “Ik was al vier of vijf keer dood”, zo verklaarde hij zelf, “maar ik kwam altijd terug. En ook nu wist ik dat men me zou vinden”.  Vanaf dan maakte Johnson nog heel mooie opnames bij Bluebird records en hij vernieuwde zijn samenwerking met Victoria Spivey.

Lonnie toerde opnieuw door Europa, en in Engeland was de Britse zanger Tony Donegan zodanig onder de indruk dat hij uit eerbetoon zijn naam veranderde in Lonnie Donegan - enkele jaren later zou die man gekroond worden tot "The King of Skiffle" - maar daar vertel ik later nog veel meer over.
Lonie Donegan was dus een grote fan van Lonnie Johnson, maar de Engelse folkgeneratie liep eigenlijk niet zo warm voor hem: Johnson deed naar hun aanvoelen immers veel te veel zijn eigen zin. 
De begenadigde zanger uit de jaren twintig en de voortrekker van de gitaarsolo, de man die tussen 1925 en 1930 maar liefst 130 opnames maakte, die man werd door de folkgeneratie uitgespuwd. Lonnie Johnson was blijven musiceren, hij had zich aangepast aan de tijd en hij speelde nu elektrisch, met onder meer nummers als “I Left My Heart In San Fransisco”. Bezoedeld door de moderne tijd, dat is wat de folkgeneratie er over dacht.

Toch maakte Lonnie Johnon in 1963 opnieuw deel uit van The American Folk Blues Festival dat door Europa trok. Van die periode kan je een video-opname bekijken van het melancholische nummer “Its Too Late To Cry”. Let vooral op de heel avontuurlijke solo die Lonnie Johnson speelt!


In maart 1969 sloeg het noodlot opnieuw toe: Lonnie Johnson raakte zwaargewond bij een auto-ongeval. En tijdens zijn revalidatie kreeg hij een beroerte, waardoor hij halfzijdig verlamd werd: Lonnie Johnson kon geen gitaar meer spelen. Hij deed zijn laatste live-optreden in februari 1970, in de zang begeleid door niemand dan Buddy Guy. De voortrekker van de bluesgitaar overleed in hetzelfde jaar. 

Bb Bm B

Wat volgt