De Blues doorheen de geschiedenis - Slavernij en de Afrikaanse roots van de blues


Slavernij en de Blues

Onze reis op zoek naar de roots van de Amerikaanse rockmuziek begint in Afrika. We maken niet alleen een geografische sprong, maar ook een sprong in de tijd. We bevinden ons in Zwart Afrika, in de zeventiende eeuw: westerse koloniale mogendheden importeren slaven uit het donkere continent. Het eerste slaventransport dateert uit 1619. En niettegenstaande reeds in 1808 officieel een einde werd gemaakt aan het transport van slaven, zal de illegale slavenhandel tot 1861 blijven bestaan.

In de eeuwen tussen 1444 en 1888 rukte Europa onnoemelijk veel mensen weg uit hun omgeving om ze onder wrede omstandigheden te transporteren en te verhandelen in verre oorden. Deze mensen verloren have en goed maar vooral ook hun dierbaren. En het enige wat voor hen overbleef was hun muziek. Want muziek bracht hoop...

Slavernij in de oudheid

Slavernij was reeds in de oudheid een belangrijk onderdeel van het economische systeem. Toch kan je de slavernij van toen niet vergelijken met de moderne betekenis van het woord: ondanks de vrijheidsberoving werden slaven meestal relatief goed behandeld en vaak maakten zij zelfs deel uit van het gezin van hun meester.

In het oude Griekenland was slavernij tot ongeveer 500 VC een zeldzaam fenomeen. Het stelsel van de democratie in Athene noopte tot de uitbuiting van slaven om het werk gedaan te krijgen. Toch kenden ook die slaven een relatief goed bestaan en werd een onmenselijke behandeling niet getolereerd. Slaven speelden soms zelfs een geheel onverwachte rol: zo stonden in Athene de Scyntische (Iraanse) slaven zelfs in voor de ordehandhaving.

Aristoteles
In zijn werk "Politica" stelde Aristoteles de slavernij in vraag. Toch verdeelde hij zelf ook de mensheid in "meesters" en "slaven". Aristoteles doelde daarbij vooral op het onvermogen van vele mensen om controle te houden over de lusten van het lichaam: wie geen controle heeft over zichzelf is slaafs en afhankelijk van een externe autoriteit om te bepalen wat hem of haar te doen staat. Elke vorm van slavernij die voortkomt uit dwang of geweld was uiteraard ook in de ogen van Aristoteles heel erg verwerpelijk.

In het Romeinse rijk was slavernij aanvankelijk een ondergeschikt verschijnsel. Vooral na uitbreidingsoorlogen en door de verovering van de mediterrane wereld nam het aandeel aan slaven aanzienlijk toe. Sommige slaven werden als dieren of als werkinstrument beschouwd, vooral de slaven op galeien of in de mijnen hadden het heel hard te verduren.

In de vroege middeleeuwen werden vooral Slavische volkeren tot "slaaf" gemaakt. De kerk hanteerde daarbij wel een dubbele moraal: het "slaaf zijn" was volgens de kerk het gevolg van de eigen zondigheid, anderzijds werden slaven door de kerk als mensen beschouwd, dan wel tweederangsburgers.

De "ontdekking" van West-Afrika

Dinis Diaz
In 1444 "ontdekte" de Portugese zeevaarder Dinis Diaz "Kaap Verde", de meest westelijke punt van Afrika in het huidige Senegal. Het huidige Guinée en Senegal werd door de Portugezen "Terra dos Guineus" genoemd.
Om de kosten van de ontdekkingsreizen te dekken ging Diaz, in opdracht van Hendrik de Zeevaarder, zoon van Johan I van Portugal en financierder van zeereizen, als eerste op slavenjacht. De handel in slaven was aanvankelijk nog ondergeschikt aan de handel in goud. De gevangen slaven werden in Portugal ingezet voor huishoudelijke taken. In de zuidelijke havensteden van Portugal maakten deze slaven uiteindelijk tot 15% uit van de totale bevolking. Het slaventransport van de Portugezen was het begin van een omvangrijke handel tussen Europa, Afrika en Amerika.

Djonya - Kassé Mady Diabaté

De legendarische Malinese griot en "Gouden stem van Mali" Kassé Mady Diabaté zingt "Djonya" of "Slavernij",  een aangrijpende en tegelijkertijd adembenemend mooie song uit de Mande traditie.

Eerste slaven in Haïti en de Dominicaanse Republiek (1502)

Op zoek naar een Westelijke vaarroute naar Azië had Christoffel Colombus intussen als eerste de Atlantische Oceaan over gestoken en in 1492 was hij geland op de Bahama's in het Carraïbisch gebied. Vanaf die dag onderhield Europa een blijvend contact met deze "Nieuwe Wereld". Men wou het nieuw ontdekte land ontginnen, dus werd de inheemse bevolking ingezet om de zware arbeid ten behoeve van de kolonisten te verrichten.

Nicolàs de Ovaldo
In 1502 zeilde de Spaanse gouverneur Nicolàs de Ovando met een vloot van dertig schepen en 2500 kolonisten naar Hispaniola, het huidige Haïti en de Dominicaanse Republiek, waar hij een opstand van de inheemse bevolking bloedig neersloeg. Omdat men meende dat de inboorlingen wel een "ziel" hadden en zich dus tot het Christendom moesten bekeren, liet Ovando met toestemming van de Spaanse koning zwarte slaven importeren. Bij hun aankomst wisten echter enkele van die zwarte slaven te ontsnappen. Zij organiseerden zich in de bergen en voerden op geregelde tijdstippen raids uit op de nederzettingen van de kolonisten. Uit angst dat de weerstand te groot zou worden, vroeg Ovando aan de koning van Spanje om geen nieuwe slaven meer in te voeren. In 1505 bedacht hij zich en vroeg hij opnieuw 15 slaven om in de goudmijnen aan het werk te stellen. De Spaanse koning was zo enthousiast dat hij meteen maar liefst 100 slaven liet verschepen. De inzet van slaven bleek zo efficiënt dat later nog veel meer slaven overgebracht werden.

Na de Portugezen en de Spanjaarden begonnen ook de andere Europese zeemachten handel te drijven in Afrikaanse slaven. De Fransen drongen rond 1530 via de rivieren de Senegal en de Gambia het westelijk deel van Afrika binnen en de Engelsen trokken in het begin van de zeventiende eeuw naar het Caribisch gebied, de Bermuda's en Barbaros.

Manden Mandinkadenou - Kassé Mady Diabaté


Kassé-Mady Diabaté
De bescheiden Kassé Mady Diabaté, relatief onbekend in de westerse wereld, wordt in Mali gekoesterd als één van de grootste zangers van het land. "Kasé Mady" is  een afstammeling van een familie van griots wiens naam kan vertaald worden als "Mady die de mensen laat wenen". Kassé Mady Diabaté wekt de oude Malinese tradities terug tot leven in "Manden Mandinkadenou", een muzikaal eerbetoon aan de slachtoffers van de slavernij.

L’amour sincère est rare
Dans la vie l’humiliation est mauvaise
L’amour sincère est rare
Dans la vie il ne faut pas humilier les gens.
Les plaisirs sont passagers

Manden Mandinkadenou - Kassé Mady Diabaté




Slaven worden massaal verscheept naar Amerika

In het jaar 1619 enteren twee schepen onder Nederlandse vlag, "The White Lion" en de "Treasurer", een Portugese boot met een lading slaven uit Angola. De gevangen slaven worden vervolgens verscheept naar Jamestown in Virginia, in het noorden van Amerika. Jamestown is op dat ogenblik een Engelse nederzetting en het centrum van de toekomstige tabaksteelt. Op 20 augustus 1619 lost The White Lion zijn menselijke lading in ruil voor voedsel. Deze koehandel met mensen is het begin van een extreem pijnlijke geschiedenis met tot op heden veel beproevingen voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap.

In de eeuwen die volgden ontstond een ontzettend lucratieve "driehoekshandel": Europese schepen trokken naar Afrika om er textiel en rum aan de man te brengen. Tegelijkertijd namen de Europeanen de Afrikaanse inwoners gevangen om ze te verschepen naar Amerika waar ze als slaaf verkocht werden. De slaven werden ingezet als werkkrachten op de plantages waar aanvankelijk suiker en tabak geteeld werd, later liet men de slaven de harde arbeid verrichten op de katoenplantages: katoen was goud waard.  De slaven bouwden ook mee de infrastructuur in het zuiden van de Verenigde Staten. Vanuit Amerika werd dan weer suiker en tabak verscheept naar Europa.


In de zeventiende eeuw speelde ook Nederland met de West-Indische Compagnie een heel belangrijke rol in deze slavenhandel. Ondanks het feit dat de Zuidelijke Nederlanden geen zeemacht waren, werkten ook reders uit Brugge, Antwerpen en Oostende werkten mee aan het slaventransport. De meeste slaven kwamen uit West-Afrika en de Sub-Sahara-regio. In totaal werden 10 tot 11 miljoen slaven verhandeld vanaf de West-Afrikaanse kust. Vooral het Fort Saint George in Elmina (Ghana) speelde daarbij een belangrijke rol.

Het slavenschip

Dat het slaventransport vanuit het Afrikaanse continent niet minder inhield dan een tocht doorheen de hel, hoef ik U vermoedelijk niet te vertellen. Geketend marcheerden de gevangen zwarten grote afstanden doorheen Afrika, weg van hun vertrouwde stam tot aan de plaats waar ze zouden ingescheept worden.

Over het leven aan boord van de slavenschepen is maar weinig gekend. Een van de meest waardevolle documenten is de autobiografie van Olaudah Equiano, een achttiende-eeuwse koopman. Olaudah zag vermoedelijk in 1745 het levenslicht. Op elfjarige leeftijd werd hij samen met zijn zus ontvoerd door blanke ontdekkingsreizigers. Olaudah werd verkocht, verkocht en verkocht, en uiteindelijk belandde hij in dienst van de kapitein van een koopvaarder die hem de mogelijkheid gaf om zelf wat handel te drijven en eventueel zijn vrijheid te kopen. Olaudah slaagde in het opzet en op 21-jarige leeftijd kocht hij zich vrij voor de prijs van 40 pond.

Om uit de handen van de slavenvangers te blijven, trok Olaudah naar Engeland waar hij als voortrekker van het abolitionsisme zijn autobiografie schreef. In een aangrijpende passage beschrijft hij het ogenblik waarop hij, na de lange voettocht doorheen Afrika, voor het eerst de oceaan ziet waarop het slavenschip voor anker ligt. Olaudah is eerst verwonderd door het technische vernuft, maar al gauw verandert zijn verwondering in doodsangst.

"Het eerst wat ik ontwaarde, toen ik aankwam aan het kust, was de zee, en het slavenschip dat voor anker lag, te wachten op zijn lading. Ik was vervuld van verwondering, een gevoel dat echter meteen overging in doodsangst. Een angst die ik nog steeds niet kan beschrijven, net als de gedachten die toen in mij omgingen. Ik werd meteen door de bemanning gegrepen en heen en weer gegooid om te kijken of ik wel gezond was. Ik was er van overtuigd dat ik was terecht gekomen in een wereld van kwade geesten die me weldra zouden vermoorden. Hun fysieke verschijning verschilde dan ook zo veel van de onze, hun lange haren en de taal die ze spraken, zo verschillend van wat ik ooit hoorde. De angst en de gedachten waren zo vreselijk, mocht ik de mogelijkheid hebben, ik zou meteen geruild hebben met de omstandigheden van de slechtst behandelde slaaf in mijn eigen land."

Na een lange wachttijd werden de zwarten aan boord gebracht van een “slavenschip”. Geen gezellige tocht; slaven werden letterlijk gestapeld, geketend in drie lagen boven elkaar. Wie opstandig was vloog overboord. Dodelijke epidemieën roeiden de meerderheid van de schepelingen uit. Men schat dat maximum één derde van de vijfenveertig miljoen verscheepte slaven, verzwakt, ziek en uitgeput, het Amerikaanse continent bereikte.

Indeling van een slavenschip

Niettegenstaande de gevangen slaven aan boord uit verschillende regio's van Afrika afkomstig waren, vaak verschillende talen spraken en soms zelfs in vijandige stammen opgroeiden, ontstond aan boord toch een gevoel van samenhorigheid en verzet tegen de gemeenschappelijke vijand: de blanke onderdrukker. Geregeld braken er aan boord dan ook opstanden uit, al dan niet georganiseerd. Maar het schip was goed bewaakt en de meeste opstanden werden de kop in gedrukt. Men had aan boord foltertuigen, men gebruikte zelfs duimschroeven op kinderen om hen te laten bekennen wie de leiders waren van de opstand. De leider werd uiteraard vermoord en soms werd zijn of haar hoofd afgesneden van het lichaam en van hand tot hand doorgegeven aan boord, als tastbaar bewijs van wat je zou overkomen mocht je zelf de idee koesteren een opstand te ontketenen.

En al zou de opstand slagen, dan kwam je voor een nieuw probleem te staan, want hoe moest je als onwetende Afrikaan zo'n vernuftig schip weer op koers brengen naar je thuisland? 

De toestand voor de gevangenen was dus uitzichtloos. Sommigen gingen over tot hongerstaking, maar ook daar had de Westerse medische wetenschap wat op gevonden: met behulp van een "speculum" - een ijzeren tang die de mond open sperde - kon men de hongerstakers toch voeden tegen hun wil in. En wie zijn doodswens wou vervullen door overboord te springen, werd ontmoedigd doordat het schip zo was ontworpen dat ook dit ultieme vluchtmiddel geen optie was.

In totaal werden zo'n 12,5 miljoen afrikanen gevangen genomen en verscheept naar de nieuwe wereld, anderhalf miljoen van de gevangen Afrikanen overleefde de overtocht niet. Maar dat kon de slavenhandelaars weinig deren: men was immers overtuigd dat door deze selectie enkel de gezonde, kranige mannen, vrouwen en kinderen de nieuwe wereld bereikten, en net die populatie had men nodig om in te zetten als slaven op het veld.

Aan boord van de slavenschepen werden geen muziekinstrumenten toegelaten. De blanke overheerser wou tijdens de overtocht maar al te graag de Afrikaanse cultuur volledig uitwissen. Toch reisde met de slaven af en toe een fluit of een Senegalese halam, de voorloper van de banjo, mee. En uiteraard trok met de slaven ook de Afrikaanse ritme- en zangcultuur mee de oceaan over. Om fit te blijven tijdens de helse overtocht, spoorde men de slaven ook aan tot zingen en dansen.

Amazing Grace

John Newton is geboren in Londen in 1725. Hij had een roerige jeugd en moest weinig hebben van het katholieke geloof. Hij ging aan het werk als kapitein van een slavenschip en was vanuit zijn functie medeplichtig aan mishandeling en foltering van gevangen genomen Afrikanen. De legende verhaalt dat hij met zijn schip in nood kwam tijdens een hevige storm. En omdat hij het gevaar overleefde, bekeerde hij zich tot het christendom waarna hij de song "Amazing Grace" componeerde. Maar in werkelijkheid had hij zich al eerder bekeerd, en was hij een christelijk man toen hij slaven transporteerde naar de nieuwe wereld. Maar zelfs binnen zijn geloof kon hij zich met deze praktijken verzoenen.
Later werd hij een abolitionist en omwille van zijn ervaring had hij een heel grote invloed binnen de beweging.

Legaliseren en institutionaliseren van de slavernij

In 1661 werd door de Britse heerschappij op het eiland Barbados de "Barbados Slave Code" goedgekeurd. Barbados was op dat ogenblik een hotspot in de lucratieve suikerindustrie en één van de rijkste plekken in de "Nieuwe Wereld". Om de stijgende productie de baas te kunnen, was er een prangende nood aan goedkope werkkrachten.

De "slave code" droeg de hypocriete titel "An Act for the Better Ordering and Governing of Negroes" en werd opgesteld onder het mom de slaven én de slaveneigenaars te beschermen. De tekst bepaalde inderdaad dat de bezitter van slaven jaarlijks moest voorzien in kleding voor de slaaf. Maar verder werden in het geheel geen verplichtingen vastgelegd rond huisvesting, voeding of arbeidsvoorwaarden. Meer nog stipuleerde de code dat de slaveneigenaar het recht had te beschikken over zijn slaven zoals hij dat zelf voorzag en liet hem toe om slaven te mishandelen en zelfs levend te verbranden zonder juridische gevolgen. Een slaaf was slaaf voor het leven en ook de afstammelingen van slaven werden automatisch slaaf.

Slaven waren van groot economisch belang voor de blanken. Er stonden dan ook zware straffen op weglopen, en elke slaveneigenaar was verplicht de vertrekken van zijn slaven op regelmatige basis te doorzoeken op zoek naar ontvluchtte slaven. Slaven mochten uitsluitend geweld gebruikten om loyaal hun meester te beschermen. Werd een zwarte door een blanke gedood, dan moest de dader enkel een financiële boete betalen aan de eigenaar van de slaaf.

In de code werd de term "negro" gelijkgesteld aan het begrip slaaf, terwijl er expliciete uitzonderingen gemaakt werden voor de (blanke) Ierse landarbeiders die wel over hun vrijheid mochten beschikken. Net door een onderscheid te maken in huidkleur, werd het gemakkelijker om de zwarten te ontmenselijken.

De "Barbaros Slave Code" vormde de legalisering en institutionalisering van een wantoestand die reeds jaren in de praktijk werd uitgevoerd. De "Slave Code" werd nadien ook gebruikt basis voor andere wetteksten in de Britse kolonies.

In 1685 maakte de Franse koning Lodewijk XIV een decreet over de omgang met en het lot van de zwarte slaven: de "Code Noir". Het decreet stelde dat huwelijken tussen slaven alleen toegelaten waren met toestemming van de eigenaar. Kinderen van gehuwde slaven waren meteen ook slaaf en dus eigendom van de slavenmeester. Tenslotte bepaalde de code de relaties tussen de slaven en hun meester.

Slavenmaatschappij

In de zeventiende eeuw hervormden de Britse kolonieën zich van een maatschappij met slaven tot een slavenmaatschappij. Dit verschil is heel belangrijk: een maatschappij met slaven bestond reeds in de oudheid, en in deze maatschappij werden slaven nog relatief "goed" behandeld. Aan het begin van de zeventiende eeuw was het aldus niet ongewoon dat een witte man samen met een Afrikaan te werk gesteld werd aan dezelfde handzaag. Een witte man kon ook onderricht worden door een Afrikaan, en sommige slaven verdienden een bepaald bedrag waarmee ze op termijn eventueel hun vrijheid konden afkopen. 
Maar op enkele decennia tijd veranderde de maatschappij naar een maatschappij met slaven waarbij de hele economie gebaseerd was op het werk van de slaven. In deze maatschappelijke organisatie werd de uitbuiting van de slaven aangemoedigd en aangewakkerd. De slaven hadden daarbij geen enkele rechten meer in hun bestaan. En om het systeem ethisch te verantwoorden, werden Afro-Amerikanen meer en meer ontmenselijkt.

Sinanon Saran (Chant de Griot) - Kassé Mady Diabaté

In "Sinanon Saran (Chant de griot)" brengt Kassé-Mady Diabaté hulde aan de djeli of griots die de Afrikaanse traditie bewaren en voort vertellen.

Slaven op de plantage

De Missisippi Delta in het zuiden van de Verenigde Staten was een subtropische, drassige wildernis waar Amerikaanse settlers in de eerste helft van de negentiende eeuw de indianen verdreven. Ze importeerden West-Afrikaanse slaven om de vruchtbare grond langs de onvoorspelbare rivier te ontginnen.
Aangekomen in Amerika wachtte de slaven dus een nieuwe beproeving: na een fysieke keuring volgde de slavenverkoop, waarna de meeste slaven te werk gesteld werden op katoenplantages. Daarbij was er geen ruimte voor religie of muziek. De Afrikaanse cultuur werd uitgewist, terwijl men aanvankelijk het Christelijk geloof niet wou opdringen om rebellie te voorkomen. Afrikaanse muziek werd beschouwd als ketterij. 

Ondanks de pogingen van de blanke overheerser om de Afrikaanse cultuur de kop in te drukken – families en stammen werden van elkaar gescheiden, muziek en dans waren grotendeels verboden – bleef de stammentraditie toch voortleven. De blanke was bang van Afrikaanse dans en muziek. Enerzijds leek het onbekende op beangstigende voodoo-rituelen, anderzijds was er de vrees dat via muziek en dans boodschappen konden doorgegeven worden, wat zou leiden tot slavenopstanden. Vooral de qua intensiteit ver dragende djembeklanken werden gevreesd als middel om boodschappen over lange afstand over te brengen. En ook het gesproken woord, de traditie van de griots die de Afrikaanse geschiedenis van generatie op generatie doorvertelden, werd verbannen doordat zwarte kinderen bij hun ouders werden weg gehaald.

Afrikaanse polyritmiek

Op 60-jarige leeftijd trok Richard Ligon in 1647 voor tien jaar naar het eiland Barbaros om er als landeigenaar aan de kost te komen. Als slachtoffer van een woelige tijd in Engeland was hij daar al zijn bezit kwijt geraakt en voelde hij zich een vreemde in eigen land.
Bij zijn terugkeer in 1657 noteert de aandachtige Britse auteur als een volleerde antropoloog zijn ervaringen over het leven van de slaven op de suikerplantages in één van de eerste verhandelingen uit de geschiedenis. Ligon had ook een brede muzikale interesse en besteedde in zijn essay veel aandacht aan de uitwisseling van cultuur en muziek tussen de Europese landeigenaars en de Afrikaanse slaven. Hij was daarbij sterk geïntrigeerd door de polyritmiek in de Afrikaanse muziek:

... the drum all men know, has but one tone; and therefore varietie of tunes have little to doe in this musick; and yet so strangely they varie their time, as ‘tis a pleasure to the most curious eares…. 
Jacob Obrecht
Tot aan de 14e eeuw wordt de muziek in onze contreien gekenmerkt door Gregoriaanse gezangen waarbij iedereen van het koor dezelfde noten zingt. In de 14e en de 15e eeuw raakt de wereld in de ban van de polyfonie uit de Vlaamse steden. Eén van de bekendste polyfonisten is Jacob Obrecht die in 1487 de "Missa de Sancto Donatiano" componeerde ter ere van Donaas De Moor, de stichter van een Brugse reeks godshuizen. Deze melodieuze meerstemmige zang staat in schril contrast met de Afrikaanse polyritmiek.

De meeste slaven kwamen uit noordwestelijke sub-Sahara-regio en de westkust van Afrika. De slaven uit Senegambia, de Wolof, waren geliefd om hun lang en slank voorkomen. De Wolof werden daardoor als meer gecultiveerd beschouwd en kregen voornamelijk huishoudelijk werk toegewezen. Daarbij hoorde ook het musiceren voor de blanken. Uit de regio van de Wolof komt de "xalam", later de banjo. De zwarten uit Congo en Angola, de Bantu, werden naar het veld verwezen. Hun muziek was gekenmerkt door complexe djembe-ritmes. Drums en andere slaginstrumenten waren echter verboden, met uitzondering van de Spaanse en Franse kolonie Louisiana. Bij gebrek aan drums sloeg men met dan maar met de handen op het lichaam: "pat jumba" of het "patting".

In Ghana wonen ook stammen die "Akin" spreken, een taal waar de betekenis van een woord bepaald wordt door de intonatie. In het Akin wordt om emotie uit te drukken, de toon verlaagd. Mogelijks ligt hier een verband met de "blue note"!

De specifieke invloed uit Afrika is echter, niettegenstaande heel belangrijk, vaak heel moeilijk te achterhalen. Slaven werden immers geïmporteerd uit heel verschillende regio´s in Afrika, van noord tot zuid, hoewel het gros van de slaven West-Afrikaanse roots had. Bovendien trachtte de blanke slavenhandelaar de authentieke stammen en families te scheiden om de mogelijkheid tot een opstand te verkleinen. Aldus werd ook de culturele achtergrond in een grote mengkroes gegoten en opnieuw verspreid over Amerika. De meeste slaven werden verdeeld over het zuiden van de V.S., de regio´s met het belangrijkste aandeel aan plantages.


1721 - Charles de Montesquieu kant zich tegen slavernij

Paradoxaal genoeg was het net tijdens de ‘Verlichting’ (1685-1777) dat de handel in zwarte slaven een hoogtepunt bereikte. Zijn rede en kwaad onlosmakelijk met elkaar verbonden?

Charles de Montesquieu (1689 - 1755), grondlegger van de sociologie, was een vooraanstaande Franse filosoof, schrijver en magtistraat uit de periode van de verlichting. Hij was ook een man die veel reisde. Montesquieu keerde zich tegen de slavernij en zocht naar manieren om de vrijheid van het volk te vergroten. In zijn satirische briefroman "Les Lettres Persanes" uit 1721 schrijft hij:

"Les peuples d’Europe ayant exterminé ceux de l’Amérique, ils ont dû mettre en esclavage ceux de l’Afrique, pour s’en servir à défricher tant de terre. Le sucre serait trop cher, si l’on ne faisait
travailler la plante qui le produit par des esclaves."

Véro - Jordi Savall, Driss El Maloumi, Ballaké Sissoko, Rajery

Driss El Maloumi komt uit Marokko, Rajery is afkomstig uit Madagascar, Ballaké Sissoko stamt af uit Mali. Drie grootmeesters onder de noemer 3Ma, drie virtuozen bespelen een traditioneel snaarinstrument, drie artiesten met een geest die open staat voor de wereld. In "Véro" zingen de oud, de valiha en de kora samen hun woordenloos transafrikaans lied over een warm en vredevol werelds universum.

Ballaké Sissoko, Driss El Maloumi, Rajery

De Amerikaanse revolutie

The Boston Massacre

Vanaf 1760 rebelleerden de Amerikaanse kolonisten tegen het Britse rijk. Na de "Zevenjarige oorlog" beschikte het Britse rijk over meer land, en dus waren er ook meer soldaten nodig om dat land te beschermen. Bovendien had de oorlog heel wat kosten met zich meegebracht, kosten die de Britten poogden terug te winnen door de taksen in de kolonieën te verhogen. De kolonisten oordeelden dat ze daarbij echter een onevenredige vertegenwoordiging toegewezen kregen in het Britse parlement.

De havenstad Boston was daarbij een belangrijk centrum waar de oproer ontstsond. Op 5 maart 1770 protesteerde een menigte van 300 tot 400 kolonisten aan een douanekantoor. Het protest werd gewelddadig en de massa gooide stokken en stenen naar de soldanten die het pand bewaakten. Als tegenreactie werd het vuur geopend en vijf betogers werden gedood. Dit incident zou de geschiedenis ingaan als 'the Boston massacre' of 'de slaching van Boston'.
Het eerste dodelijke slachtoffer was trouwens heel ironisch een Afro-Amerikaan, een onsnapte slaaf met de naam Crispus Attucks. Later zou Dr. Martin Luther King de naam van Attucks gebruiken om aan te tonen dat de Afro-Amerikanen mee aan de grondslag lagen van de onafhankelijkheid van Amerika. De Black Panthers daarentegen, beschouwden Crispus Attucks als een naïeveling die zijn leven waagde voor het lot van de witte Amerikanen.

The Boston Tea Party



Boston Tea Party

 Uit ongenoegen organiseerden de rebellen een boycot tegen de Britse import van thee uit China. Bij deze actie werden in Boston drie Britse schepen geënterd door de kolonisten, vermomd als Indianen. De hele lading van het schip werd in het water gegooid. De 'Boston Tea Party' was een belangrijke stap in de aanzet naar de Amerikaanse revolutie. Aan deze gebeurtenis ontleende de American Tea Party haar naam.

In de verdere strijd werd George Washington verkozen tot opperbevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten. Met de hulp van de Fransen werden het Britse leger verslagen en op vier juli 1776 verklaarden de dertien koloniën zich onafhankelijk van het Britse rijk. Deze onafhankelijkheidsverklaring werd opgesteld in een tekst met Thomas Jefferson als belangrijkste auteur. De "Declaration of Independence" had hoge idealen met de woorden "All men are created equal", een stelling die echter vrij was voor interpretatie aangezien nergens gestipuleerd werd wie de politieke macht zou uitoefenen. In werkelijkheid was de onafhankelijkheidsverklaring vooral een lange tirade tegen de Britse koning. Men beschuldigde de Britse koning van het onderhouden van de slavernij, een passage die omwille van het compromis uit de verklaring geschrapt werd. Ironisch genoeg bezat volksheld George Washington, de eerste president van de V.S., zelf ook maar liefst 316 slaven.

Na de onafhankelijkheid werd het leger ontbonden om politieke inmenging en het risico op een dictatuur in te perken. Om de veiligheid te blijven garanderen, werd in de grondwet het recht op wapenbezit opgenomen; een recht waar vandaag de dag nog heel wat problemen in de V.S. uit voortvloeien.

Achttiende eeuw: verzet tegen de slavernij

Belinda Sutton
Voor de Afro-Amerikanen in dienst van de kolonisten, was de Amerikaanse revolutie heel dubieus. Hun meesters gingen immers ten strijde om het juk van de Britse heerschappij van zich af te werpen, terwijl er voor de slaven zelf, geen uitzicht was om aan de onderdrukking van de kolonisten te ontkomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat heel wat slaven tijdens de Amerikaanse revolutie meevochten aan de zijde van de Britten.

Het protest bij zowel de Ierse als bij de Afrikaanse landarbeiders nam dus langzamerhand toe. De eigenaars van plantages kozen echter voor de regel "divide and rule": men kende meer rechten toe aan de witte arbeiders, de zwarte arbeiders werden nog meer onderdrukt. Dit vormt de basis van het racisme waar de Afro-Amerikaanse gemeenschap tot vandaag de dag nog mee te kampen heeft.

Belinda

Belinda werd op twaalfjarige leeftijd samen met haar ouders tijdens een rituele plechtigheid aan de oevers van de Volta in West-Afrika door blanken overmeesterd. Tot op haar stefbed zal ze de gezichten van haar kidnappers in nachtmerries weerzien. Belinda werd verscheept naar Amerika waar ze verkocht werd aan een zekere Isaac Royall. Royall, eigenaar van maar liefst twee dozijn slaven, werd de meester die ook Belinda gedurende haar verdere leven zal uitbuiten.
Vele decennia later, tijdens de Amerikaanse burgeroorlog in 1775 , vlucht Isaac Royall naar Engeland. Hij laat daarbij al zijn bezittingen, zijn bedrijf en zijn slaven achter. Belinda, nu zeventig jaar, wordt aan haar lot over gelaten.
In een emotioneel schrijven vraagt ze eerherstel aan het Congres van Massachusetts. Ze haalt haar gelijk en in 1783 ontvangt ze een leefloon.

Vanaf de achttiende eeuw nam het verzet tegen slavernij toe. In 1794 werd de slavernij afgeschaft door de Franse revolutionairen, maar acht jaar later liet men slavernij weer toe. Na de Napoleontische oorlogen (1803 - 1815) werd de slavenhandel verboden, desondanks bleef de slavernij zelfs in Nederland nog bestaan tot in 1863. Regeringen poogden om voormalige slaveneigenaars te compenseren - met uitzondering van de Verenigde Staten waar zelfs na de afschaffing van de slavernij, gedwongen arbeid bleef bestaan.

Sanjin (Chant de Griot) - Kassé-Mady Diabaté

Kassé-Mady Diabaté brengt het ontroerende "Sanjin" of "Chant de griots".

1948: Abolitionisme

Het wereldwijde verbod op slavernij werd opgenomen in de "Internationale Slavernij-Conventie" van 1926. In 1948 stipuleert artikel 4 van de "Universele verklaring van de rechten van de mens" opgesteld door de Verenigde Naties: "No one shall be held in slavery or servitude; slavery and the slave trade shall be prohibited in all their forms".

Tussen 1440 en 1880 werden meer dan 25 miljoen Afrikanen verscheept door Europeanen. En volgens de "Global Slavery Index" gingen in 2016 nog meer dan 40 miljoen mensen gebukt onder de gruwel van de slavernij... 

Een blijvende strijd tegen racisme

Martin Luther King
In 1963 publiceren de Amerikaanse kranten een brief van Martin Luther King's "Letter from Birmingham Jail", een schrijven waarin de jonge Martin Luther King met overtuiging het geweldloze verzet aanprijst als strijdwapen tegen het racisme. Elke burger heeft immers de morele plicht om zich te verzetten tegen onrechtvaardige wetten. Wachten op de hulp van het rechtsysteem is daarbij geen optie. King was net voordien hardhandig gearresteerd bij een optocht op Goede Vrijdag.
In 1964 duidde Martin Luther King in zijn boek "Why we can't wait" het voorgaande jaar 1963 aan als mijlpaal in de burgerrechtenbeweging en het begin van de "Negro revolution".

Het heldenepos van Sunjata "de leeuwenkoning" was eeuwenlang een schitterend verhaal dat mensen in West-Afrika bij elkaar bracht. Sunjata was de koning die in de dertiende eeuw het rijk van de Mandé stichtte, een rijk dat het huidige Mali en Guinée omvatte. In dat gastvrije koninkrijk was elke afstammeling, man of vrouw, rijk of arm, gelijk aan elkaar.
In het heldendicht versloeg "Dan Wassa Woulanba" samen met zijn broer het kwaad in de gedaante van de onoverwinnelijke buffel van Dô. Dan Wassa Wloulanba hakte de gouden staart af en stak deze in zijn jagerstas. Dan hakte hij de beide hoorns af, de ene was van goud en de andere van geld, en ook die hoorns nam hij mee met zich.

Bb Bm B

Wat volgt

Spotify afspeellijst